Betekenis van:
aanpassen

aanpassen
Werkwoord
  • aansluiten, voegen naar, bruikbaar maken
"Nadat de ingang was aangepast konden ook mensen in een rolstoel naar binnen."
aanpassen
Werkwoord
  • aantrekken om te passen
"een jas/schoenen aanpassen"

Hyperoniemen

aanpassen
Werkwoord
  • aantrekken om te passen
"Ik moet de jurk eerst aanpassen, want ik kan zo niet goed zien of die staat."
aanpassen
Werkwoord
  • geschikt maken; aanpassen
"een gebouw aanpassen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Hij kon zich niet aan nieuwe omstandigheden aanpassen.
  2. Aanpassen van de pH
  3. Onderwijs- en opleidingsstelsels aanpassen aan nieuwe vaardigheidsvereisten.
  4. De Commissie mag de verbintenis dienovereenkomstig aanpassen.
  5. De secundaire wetgeving op antitrustgebied volledig aanpassen.
  6. De secundaire wetgeving inzake staatssteun aanpassen.
  7. Tandwielkasten en andere overbrengingsmechanismen voor het aanpassen van snelheid
  8. Onderwijs- en opleidingsstelsels aanpassen aan nieuwe bekwaamheidsvereisten, door:
  9. De nationale wetgeving volledig aanpassen aan het acquis.
  10. Slovenië zal de referentiewaarden in overeenstemming met de Richtlijn aanpassen.
  11. De Commissie moet de verdeling vervolgens zo snel mogelijk aanpassen.”.
  12. De visa-wetgeving en -praktijk verder aanpassen aan het acquis.
  13. nodig zijn voor het aanpassen van bestaande lijnen,
  14. Richtsnoer 24: Onderwijs- en opleidingsstelsels aanpassen aan nieuwe bekwaamheidsvereisten, door:
  15. bij motoren die zich niet automatisch aan de brandstof aanpassen: