Betekenis van:
aantrekken
aantrekken
Werkwoord
- (kleding) aandoen
"een jas/broek aantrekken"
Hyperoniemen
Hyponiemen
aantrekken
Werkwoord
- naar zich toe halen
"taart en fruit trekken wespen aan"
"zout trekt vocht aan"
Hyperoniemen
Hyponiemen
aantrekken
Werkwoord
- een kracht uitoefenen die zaken naar zich toe doet bewegen
"De magneet trekt alle ijzerdeeltjes aan."
aantrekken
Werkwoord
- ''iets ~'': kleding aandoen
"Ik ga even iets anders aantrekken."
aantrekken
Werkwoord
- een stijgende lijn vertonen
"De economie trok vorig kwartaal flink aan."
aantrekken
Werkwoord
- ''zich ~ van'': zijn gedrag wijzigen naar aanleiding van een uitwendige invloed
"Hij trok zich niets aan van die hoge boete en ging door met veel te hard te rijden."
aantrekken
Werkwoord
- door trekken vaster doen sluiten
"veters aantrekken"
"een riem aantrekken"
Synoniemen
Hyperoniemen
aantrekken
Werkwoord
- aanlokken
aantrekken
Werkwoord
- vaster doen sluiten