Betekenis van:
trekken
trekken
Werkwoord
- techniek van gewichtheffen
"Hij won goud bij het trekken in de gewichtsklasse tot 100 kilo."
Hyperoniemen
trekken
Werkwoord
- een lange tocht uitvoeren
"Deze vogels trekken 's winters naar Zuid-Afrika."
trekken
Werkwoord
- een lijn aanbrengen
"Door twee punten kan een rechte lijn getrokken worden."
trekken
Werkwoord
- voor het zwaartepunt van een voorwerp een kracht uitoefenen in een richting die ervan wegvoert
"Hij trok zijn gevallen fiets uit de modder."
trekken
Werkwoord
- reizen
"eropuit trekken"
"door [een land] trekken"
Hyperoniemen
Hyponiemen
trekken
Werkwoord
- een aftreksel maken
"Ik laat de thee twee minuten trekken."
Hyperoniemen
trekken
Werkwoord
- aandacht opwekken
"Deze tentoonstelling trok erg veel publiek."
trekken
Werkwoord
- vervormen van je gezicht
"gezichten trekken"
"Hij trekt gekke gezichten naar het kind dat er erg om moest lachen"
Hyperoniemen
Hyponiemen
trekken
Werkwoord
- in de genoemde toestand of op de genoemde plaats brengen
"een kies trekken"
"de drenkeling op het droge trekken"
Hyperoniemen
Hyponiemen
trekken
Werkwoord
- doen ontstaan van een langwerpig voorwerp
"De machine trekt glazen staafjes uit de plaat."
Hyperoniemen
trekken
Werkwoord
- een gunstige indruk maken; aantrekkelijk zijn voor; aantrekkingskracht uitoefenen; aantrekkingskracht hebben
"volle zalen trekken"
"veel toeristen trekken"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
trekken
Werkwoord
- door trekken verwijderen; door trekken verwijderen
"De tandarts trekt de rotte kies."
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
trekken
Werkwoord
- een foto nemen; fotograferen; fotograferen; met een flitslamp fotograferen
Synoniemen
Hyperoniemen
trekken
Zelfstandig naamwoord
- regelmatig ontvangen van steun
"Hij trekt al jaren steun en werkt daarbij zwart."
Hyperoniemen
Hyponiemen
trek (de ~ | meervoud trekken)
Zelfstandig naamwoord
- keer dat je haalt; ruk
"een verhaal in grote trekken vertellen"
"in één trek"