Betekenis van:
vertrekken

vertrekken
Werkwoord
  • een andere uitdrukking geven
"geen/een spier vertrekken"
"je gelaat/gezicht vertrekken"

Hyperoniemen

Hyponiemen

vertrekken
Werkwoord
  • aannemen; steunen op, uitgaan van; steunen op
"Hij vertrekt van het standpunt dat kinderen volwaardige mensen zijn."

Synoniemen

Hyperoniemen

vertrekken
Werkwoord
  • heengaan, zich van een bepaalde plaats verwijderen
"om 12 uur stipt vertrekken"
"met de noorderzon vertrekken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

vertrekken
Werkwoord
  • weggaan.
vertrek (het ~ | meervoud vertrekken)
Zelfstandig naamwoord
  • ruimte
"een ruim/somber/eenvoudig vertrek"

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. We gaan morgen vertrekken.
  2. We vertrekken zonder hem.
  3. We moeten vertrekken.
  4. Je moet nu niet vertrekken.
  5. Niemand mag vertrekken zonder toestemming.
  6. Wanneer ben je klaar om te vertrekken?
  7. Waarvandaan vertrekken de bussen naar het vliegveld?
  8. Neem mij niet kwalijk, ik moet vertrekken.
  9. Ze gaan vertrekken naar New York.
  10. De regen weerhield me om te vertrekken.
  11. Het houdt juist op met regenen, laat ons dus vertrekken.
  12. In geval dat het regent, zal ik niet vertrekken.
  13. Ik verkoos te vertrekken in plaats van achter te blijven.
  14. Laat ons vertrekken van zodra hij terug is.
  15. Ik ben van plan om volgende week naar Europa te vertrekken.