Betekenis van:
nokken
nokken
Werkwoord
- heengaan, zich van een bepaalde plaats verwijderen
"nokken met dat gedoe!"
"met iets nokken"
Synoniemen
- afnokken
- aftaaien
- moven
- opdonderen
- opduvelen
- opflikkeren
- ophoepelen
- opkramen
- opkrassen
- oplazeren
- opmieteren
- oprotten
- oprukken
- opsodemieteren
- vertrekken
- wegwezen
- gaan
- heengaan
- weggaan
- opstappen
- opbreken