Betekenis van:
werken

werken
Werkwoord
  • (van materialen) aan bepaalde beweging of vervorming onderhevig zijn
"de houten vloer werkt"

Hyperoniemen

Hyponiemen

werken
Werkwoord
  • een taak, beroep of bedrijf uitoefenen als bron van inkomsten
"hele/halve dagen werken"
"freelance werken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

werken
Werkwoord
  • uitvoeren, doen; handeling verrichten; een taak verrichten
"werken aan [je schoolopdrachten]"
"hard werken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

werken
Werkwoord
  • arbeid verrichten, lichte vorm van zwoegen
werken
Werkwoord
  • functioneren, draaien: ''die machine werkt niet''
werken
Werkwoord
  • een gunstig gevolg hebben: ''die oplossing kan nooit werken''
werken
Werkwoord
  • iets groots tot stand brengen
werk (het ~ | meervoud werken)
Zelfstandig naamwoord
  • mechanisme, bewegend deel van een toestel
"het werk van een horloge"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Een mens moet werken.
  2. Het plan zal werken.
  3. Veel studenten werken deeltijds.
  4. Het zal niet werken.
  5. Mensen moeten werken.
  6. Letterlijke vertalingen werken niet.
  7. Dat zal niet werken.
  8. Laat ons werken.
  9. Tom weigert te werken.
  10. Mannen moeten werken.
  11. Hoeveel mensen werken hier?
  12. Ga door met werken!
  13. Vandaag moet ge niet werken.
  14. Ge moet alleen hard werken.
  15. Ik moest op zondag werken.