Vervoeging van aanraken
Onbepaalde wijs (infinitief): aanraken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik raak aan
- jij raakt aan
- hij/zij/het raakt aan
- wij raken aan
- jullie raken aan
- zij raken aan
Present
- I adjoin
- you adjoin
- he/she/it adjoins
- we adjoin
- you adjoin
- they adjoin
Onvoltooid verleden tijd
- ik raakte aan
- jij raakte aan
- hij/zij/het raakte aan
- wij raakten aan
- jullie raakten aan
- zij raakten aan
Simple past
- I adjoined
- you adjoined
- he/she/it adjoined
- we adjoined
- you adjoined
- they adjoined
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangeraakt
- jij hebt aangeraakt
- hij/zij/het heeft aangeraakt
- wij hebben aangeraakt
- jullie hebben aangeraakt
- zij hebben aangeraakt
Present perfect
- I have adjoined
- you have adjoined
- he/she/it has adjoined
- we have adjoined
- you have adjoined
- they have adjoined
Voltooid verleden tijd
- ik had aangeraakt
- jij had aangeraakt
- hij/zij/het had aangeraakt
- wij hadden aangeraakt
- jullie hadden aangeraakt
- zij hadden aangeraakt
Past perfect
- I had adjoined
- you had adjoined
- he/she/it had adjoined
- we had adjoined
- you had adjoined
- they had adjoined
Toekomende tijd I
- ik zal aanraken
- jij zult aanraken
- hij/zij/het zal aanraken
- wij zullen aanraken
- jullie zullen aanraken
- zij zullen aanraken
Future
- I will adjoin
- you will adjoin
- he/she/it will adjoin
- we will adjoin
- you will adjoin
- they will adjoin
Toekomende tijd II
- ik zal aangeraakt hebben
- jij zult aangeraakt hebben
- hij/zij/het zal aangeraakt hebben
- wij zullen aangeraakt hebben
- jullie zullen aangeraakt hebben
- zij zullen aangeraakt hebben
Future perfect
- I will have adjoined
- you will have adjoined
- he/she/it will have adjoined
- we will have adjoined
- you will have adjoined
- they will have adjoined
Conditionalis I
- ik zou aanraken
- jij zou aanraken
- hij/zij/het zou aanraken
- wij zouden aanraken
- jullie zouden aanraken
- zij zouden aanraken
Conditional present
- I would adjoin
- you would adjoin
- he/she/it would adjoin
- we would adjoin
- you would adjoin
- they would adjoin
Conditionalis II
- ik zou hebben aangeraakt
- jij zou hebben aangeraakt
- hij/zij/het zou hebben aangeraakt
- wij zouden hebben aangeraakt
- jullie zouden hebben aangeraakt
- zij zouden hebben aangeraakt
Conditional perfect
- I would have adjoined
- you would have adjoined
- he/she/it would have adjoined
- we would have adjoined
- you would have adjoined
- they would have adjoined
Imperatief
- jij raak aan
- jullie raakt aan
Imperative
- you adjoin
- you adjoin