Vervoeging van aanraken
Onbepaalde wijs (infinitief): aanraken
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik raak aan
- jij raakt aan
- hij/zij/het raakt aan
- wij raken aan
- jullie raken aan
- zij raken aan
Present
- I contact
- you contact
- he/she/it contacts
- we contact
- you contact
- they contact
Onvoltooid verleden tijd
- ik raakte aan
- jij raakte aan
- hij/zij/het raakte aan
- wij raakten aan
- jullie raakten aan
- zij raakten aan
Simple past
- I contacted
- you contacted
- he/she/it contacted
- we contacted
- you contacted
- they contacted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangeraakt
- jij hebt aangeraakt
- hij/zij/het heeft aangeraakt
- wij hebben aangeraakt
- jullie hebben aangeraakt
- zij hebben aangeraakt
Present perfect
- I have contacted
- you have contacted
- he/she/it has contacted
- we have contacted
- you have contacted
- they have contacted
Voltooid verleden tijd
- ik had aangeraakt
- jij had aangeraakt
- hij/zij/het had aangeraakt
- wij hadden aangeraakt
- jullie hadden aangeraakt
- zij hadden aangeraakt
Past perfect
- I had contacted
- you had contacted
- he/she/it had contacted
- we had contacted
- you had contacted
- they had contacted
Toekomende tijd I
- ik zal aanraken
- jij zult aanraken
- hij/zij/het zal aanraken
- wij zullen aanraken
- jullie zullen aanraken
- zij zullen aanraken
Future
- I will contact
- you will contact
- he/she/it will contact
- we will contact
- you will contact
- they will contact
Toekomende tijd II
- ik zal aangeraakt hebben
- jij zult aangeraakt hebben
- hij/zij/het zal aangeraakt hebben
- wij zullen aangeraakt hebben
- jullie zullen aangeraakt hebben
- zij zullen aangeraakt hebben
Future perfect
- I will have contacted
- you will have contacted
- he/she/it will have contacted
- we will have contacted
- you will have contacted
- they will have contacted
Conditionalis I
- ik zou aanraken
- jij zou aanraken
- hij/zij/het zou aanraken
- wij zouden aanraken
- jullie zouden aanraken
- zij zouden aanraken
Conditional present
- I would contact
- you would contact
- he/she/it would contact
- we would contact
- you would contact
- they would contact
Conditionalis II
- ik zou hebben aangeraakt
- jij zou hebben aangeraakt
- hij/zij/het zou hebben aangeraakt
- wij zouden hebben aangeraakt
- jullie zouden hebben aangeraakt
- zij zouden hebben aangeraakt
Conditional perfect
- I would have contacted
- you would have contacted
- he/she/it would have contacted
- we would have contacted
- you would have contacted
- they would have contacted
Imperatief
- jij raak aan
- jullie raakt aan
Imperative
- you contact
- you contact