Vervoeging van aanscharrelen

Onbepaalde wijs (infinitief): aanscharrelen

Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik scharrel aan
    • jij scharrelt aan
    • hij/zij/het scharrelt aan
    • wij scharrelen aan
    • jullie scharrelen aan
    • zij scharrelen aan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik scharrelde aan
    • jij scharrelde aan
    • hij/zij/het scharrelde aan
    • wij scharrelden aan
    • jullie scharrelden aan
    • zij scharrelden aan
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb aangescharreld
    • jij hebt aangescharreld
    • hij/zij/het heeft aangescharreld
    • wij hebben aangescharreld
    • jullie hebben aangescharreld
    • zij hebben aangescharreld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had aangescharreld
    • jij had aangescharreld
    • hij/zij/het had aangescharreld
    • wij hadden aangescharreld
    • jullie hadden aangescharreld
    • zij hadden aangescharreld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal aanscharrelen
    • jij zult aanscharrelen
    • hij/zij/het zal aanscharrelen
    • wij zullen aanscharrelen
    • jullie zullen aanscharrelen
    • zij zullen aanscharrelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal aangescharreld hebben
    • jij zult aangescharreld hebben
    • hij/zij/het zal aangescharreld hebben
    • wij zullen aangescharreld hebben
    • jullie zullen aangescharreld hebben
    • zij zullen aangescharreld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou aanscharrelen
    • jij zou aanscharrelen
    • hij/zij/het zou aanscharrelen
    • wij zouden aanscharrelen
    • jullie zouden aanscharrelen
    • zij zouden aanscharrelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben aangescharreld
    • jij zou hebben aangescharreld
    • hij/zij/het zou hebben aangescharreld
    • wij zouden hebben aangescharreld
    • jullie zouden hebben aangescharreld
    • zij zouden hebben aangescharreld
  • Imperatief

    • jij scharrel aan
    • jullie scharrelt aan