Vervoeging van aansmeren

Vertaling: encajar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik smeer aan
  • jij smeert aan
  • hij/zij/het smeert aan
  • wij smeren aan
  • jullie smeren aan
  • zij smeren aan

Indicativo presente

  • yo encajo
  • encajas
  • él/ella encaja
  • nosotros encajamos
  • vosotros encajáis
  • ellos/ellas encajan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik smeerde aan
  • jij smeerde aan
  • hij/zij/het smeerde aan
  • wij smeerden aan
  • jullie smeerden aan
  • zij smeerden aan

Indefinido

  • yo encajé
  • encajaste
  • él/ella encajó
  • nosotros encajamos
  • vosotros encajasteis
  • ellos/ellas encajaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangesmeerd
  • jij hebt aangesmeerd
  • hij/zij/het heeft aangesmeerd
  • wij hebben aangesmeerd
  • jullie hebben aangesmeerd
  • zij hebben aangesmeerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he encajado
  • has encajado
  • él/ella ha encajado
  • nosotros hemos encajado
  • vosotros habéis encajado
  • ellos/ellas han encajado

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangesmeerd
  • jij had aangesmeerd
  • hij/zij/het had aangesmeerd
  • wij hadden aangesmeerd
  • jullie hadden aangesmeerd
  • zij hadden aangesmeerd

Pluscuamperfecto

  • yo había encajado
  • habías encajado
  • él/ella había encajado
  • nosotros habíamos encajado
  • vosotros habíais encajado
  • ellos/ellas habían encajado

Toekomende tijd I

  • ik zal aansmeren
  • jij zult aansmeren
  • hij/zij/het zal aansmeren
  • wij zullen aansmeren
  • jullie zullen aansmeren
  • zij zullen aansmeren

Futuro I

  • yo encajaré
  • encajarás
  • él/ella encajará
  • nosotros encajaremos
  • vosotros encajaréis
  • ellos/ellas encajarán

Toekomende tijd II

  • ik zal aangesmeerd hebben
  • jij zult aangesmeerd hebben
  • hij/zij/het zal aangesmeerd hebben
  • wij zullen aangesmeerd hebben
  • jullie zullen aangesmeerd hebben
  • zij zullen aangesmeerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré encajado
  • habrás encajado
  • él/ella habrá encajado
  • nosotros habremos encajado
  • vosotros habréis encajado
  • ellos/ellas habrán encajado

Conditionalis I

  • ik zou aansmeren
  • jij zou aansmeren
  • hij/zij/het zou aansmeren
  • wij zouden aansmeren
  • jullie zouden aansmeren
  • zij zouden aansmeren

Condicional

  • yo encajaría
  • encajarías
  • él/ella encajaría
  • nosotros encajaríamos
  • vosotros encajaríais
  • ellos/ellas encajarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangesmeerd
  • jij zou hebben aangesmeerd
  • hij/zij/het zou hebben aangesmeerd
  • wij zouden hebben aangesmeerd
  • jullie zouden hebben aangesmeerd
  • zij zouden hebben aangesmeerd

Condicional perfecto

  • yo habría encajado
  • habrías encajado
  • él/ella habría encajado
  • nosotros habríamos encajado
  • vosotros habríais encajado
  • ellos/ellas habrían encajado

Imperatief

  • jij smeer aan
  • jullie smeert aan

Imperativo presente

  • encaja
  • vosotros encajad

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van aansmeren