Vervoeging van aanstampen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanstampen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik stamp aan
- jij stampt aan
- hij/zij/het stampt aan
- wij stampen aan
- jullie stampen aan
- zij stampen aan
Indicativo presente
- yo pisoteo
- tú pisoteas
- él/ella pisotea
- nosotros pisoteamos
- vosotros pisoteáis
- ellos/ellas pisotean
Onvoltooid verleden tijd
- ik stampte aan
- jij stampte aan
- hij/zij/het stampte aan
- wij stampten aan
- jullie stampten aan
- zij stampten aan
Indefinido
- yo pisoteé
- tú pisoteaste
- él/ella pisoteó
- nosotros pisoteamos
- vosotros pisoteasteis
- ellos/ellas pisotearon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangestampt
- jij hebt aangestampt
- hij/zij/het heeft aangestampt
- wij hebben aangestampt
- jullie hebben aangestampt
- zij hebben aangestampt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he pisoteado
- tú has pisoteado
- él/ella ha pisoteado
- nosotros hemos pisoteado
- vosotros habéis pisoteado
- ellos/ellas han pisoteado
Voltooid verleden tijd
- ik had aangestampt
- jij had aangestampt
- hij/zij/het had aangestampt
- wij hadden aangestampt
- jullie hadden aangestampt
- zij hadden aangestampt
Pluscuamperfecto
- yo había pisoteado
- tú habías pisoteado
- él/ella había pisoteado
- nosotros habíamos pisoteado
- vosotros habíais pisoteado
- ellos/ellas habían pisoteado
Toekomende tijd I
- ik zal aanstampen
- jij zult aanstampen
- hij/zij/het zal aanstampen
- wij zullen aanstampen
- jullie zullen aanstampen
- zij zullen aanstampen
Futuro I
- yo pisotearé
- tú pisotearás
- él/ella pisoteará
- nosotros pisotearemos
- vosotros pisotearéis
- ellos/ellas pisotearán
Toekomende tijd II
- ik zal aangestampt hebben
- jij zult aangestampt hebben
- hij/zij/het zal aangestampt hebben
- wij zullen aangestampt hebben
- jullie zullen aangestampt hebben
- zij zullen aangestampt hebben
Futuro perfecto
- yo habré pisoteado
- tú habrás pisoteado
- él/ella habrá pisoteado
- nosotros habremos pisoteado
- vosotros habréis pisoteado
- ellos/ellas habrán pisoteado
Conditionalis I
- ik zou aanstampen
- jij zou aanstampen
- hij/zij/het zou aanstampen
- wij zouden aanstampen
- jullie zouden aanstampen
- zij zouden aanstampen
Condicional
- yo pisotearía
- tú pisotearías
- él/ella pisotearía
- nosotros pisotearíamos
- vosotros pisotearíais
- ellos/ellas pisotearían
Conditionalis II
- ik zou hebben aangestampt
- jij zou hebben aangestampt
- hij/zij/het zou hebben aangestampt
- wij zouden hebben aangestampt
- jullie zouden hebben aangestampt
- zij zouden hebben aangestampt
Condicional perfecto
- yo habría pisoteado
- tú habrías pisoteado
- él/ella habría pisoteado
- nosotros habríamos pisoteado
- vosotros habríais pisoteado
- ellos/ellas habrían pisoteado
Imperatief
- jij stamp aan
- jullie stampt aan
Imperativo presente
- tú pisotea
- vosotros pisotead