Vervoeging van aanwakkeren

Onbepaalde wijs (infinitief): aanwakkeren

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wakker aan
  • jij wakkert aan
  • hij/zij/het wakkert aan
  • wij wakkeren aan
  • jullie wakkeren aan
  • zij wakkeren aan

Indicativo presente

  • yo activo
  • activas
  • él/ella activa
  • nosotros activamos
  • vosotros activáis
  • ellos/ellas activan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wakkerde aan
  • jij wakkerde aan
  • hij/zij/het wakkerde aan
  • wij wakkerden aan
  • jullie wakkerden aan
  • zij wakkerden aan

Indefinido

  • yo activé
  • activaste
  • él/ella activó
  • nosotros activamos
  • vosotros activasteis
  • ellos/ellas activaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangewakkerd
  • jij hebt aangewakkerd
  • hij/zij/het heeft aangewakkerd
  • wij hebben aangewakkerd
  • jullie hebben aangewakkerd
  • zij hebben aangewakkerd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he activado
  • has activado
  • él/ella ha activado
  • nosotros hemos activado
  • vosotros habéis activado
  • ellos/ellas han activado

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangewakkerd
  • jij had aangewakkerd
  • hij/zij/het had aangewakkerd
  • wij hadden aangewakkerd
  • jullie hadden aangewakkerd
  • zij hadden aangewakkerd

Pluscuamperfecto

  • yo había activado
  • habías activado
  • él/ella había activado
  • nosotros habíamos activado
  • vosotros habíais activado
  • ellos/ellas habían activado

Toekomende tijd I

  • ik zal aanwakkeren
  • jij zult aanwakkeren
  • hij/zij/het zal aanwakkeren
  • wij zullen aanwakkeren
  • jullie zullen aanwakkeren
  • zij zullen aanwakkeren

Futuro I

  • yo activaré
  • activarás
  • él/ella activará
  • nosotros activaremos
  • vosotros activaréis
  • ellos/ellas activarán

Toekomende tijd II

  • ik zal aangewakkerd hebben
  • jij zult aangewakkerd hebben
  • hij/zij/het zal aangewakkerd hebben
  • wij zullen aangewakkerd hebben
  • jullie zullen aangewakkerd hebben
  • zij zullen aangewakkerd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré activado
  • habrás activado
  • él/ella habrá activado
  • nosotros habremos activado
  • vosotros habréis activado
  • ellos/ellas habrán activado

Conditionalis I

  • ik zou aanwakkeren
  • jij zou aanwakkeren
  • hij/zij/het zou aanwakkeren
  • wij zouden aanwakkeren
  • jullie zouden aanwakkeren
  • zij zouden aanwakkeren

Condicional

  • yo activaría
  • activarías
  • él/ella activaría
  • nosotros activaríamos
  • vosotros activaríais
  • ellos/ellas activarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangewakkerd
  • jij zou hebben aangewakkerd
  • hij/zij/het zou hebben aangewakkerd
  • wij zouden hebben aangewakkerd
  • jullie zouden hebben aangewakkerd
  • zij zouden hebben aangewakkerd

Condicional perfecto

  • yo habría activado
  • habrías activado
  • él/ella habría activado
  • nosotros habríamos activado
  • vosotros habríais activado
  • ellos/ellas habrían activado

Imperatief

  • jij wakker aan
  • jullie wakkert aan

Imperativo presente

  • activa
  • vosotros activad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van aanwakkeren