Vervoeging van aanwippen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanwippen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik wip aan
- jij wipt aan
- hij/zij/het wipt aan
- wij wippen aan
- jullie wippen aan
- zij wippen aan
Present
- I visit
- you visit
- he/she/it visits
- we visit
- you visit
- they visit
Onvoltooid verleden tijd
- ik wipte aan
- jij wipte aan
- hij/zij/het wipte aan
- wij wipten aan
- jullie wipten aan
- zij wipten aan
Simple past
- I visited
- you visited
- he/she/it visited
- we visited
- you visited
- they visited
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben aangewipt
- jij bent aangewipt
- hij/zij/het is aangewipt
- wij zijn aangewipt
- jullie zijn aangewipt
- zij zijn aangewipt
Present perfect
- I have visited
- you have visited
- he/she/it has visited
- we have visited
- you have visited
- they have visited
Voltooid verleden tijd
- ik was aangewipt
- jij was aangewipt
- hij/zij/het was aangewipt
- wij waren aangewipt
- jullie waren aangewipt
- zij waren aangewipt
Past perfect
- I had visited
- you had visited
- he/she/it had visited
- we had visited
- you had visited
- they had visited
Toekomende tijd I
- ik zal aanwippen
- jij zult aanwippen
- hij/zij/het zal aanwippen
- wij zullen aanwippen
- jullie zullen aanwippen
- zij zullen aanwippen
Future
- I will visit
- you will visit
- he/she/it will visit
- we will visit
- you will visit
- they will visit
Toekomende tijd II
- ik zal aangewipt zijn
- jij zult aangewipt zijn
- hij/zij/het zal aangewipt zijn
- wij zullen aangewipt zijn
- jullie zullen aangewipt zijn
- zij zullen aangewipt zijn
Future perfect
- I will have visited
- you will have visited
- he/she/it will have visited
- we will have visited
- you will have visited
- they will have visited
Conditionalis I
- ik zou aanwippen
- jij zou aanwippen
- hij/zij/het zou aanwippen
- wij zouden aanwippen
- jullie zouden aanwippen
- zij zouden aanwippen
Conditional present
- I would visit
- you would visit
- he/she/it would visit
- we would visit
- you would visit
- they would visit
Conditionalis II
- ik zou zijn aangewipt
- jij zou zijn aangewipt
- hij/zij/het zou zijn aangewipt
- wij zouden zijn aangewipt
- jullie zouden zijn aangewipt
- zij zouden zijn aangewipt
Conditional perfect
- I would have visited
- you would have visited
- he/she/it would have visited
- we would have visited
- you would have visited
- they would have visited
Imperatief
- jij wip aan
- jullie wipt aan
Imperative
- you visit
- you visit