Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it absorbs
  • they absorb

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het resorbeert
  • zij resorberen

Simple past

  • he/she/it absorbed
  • they absorbed

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het resorbeerde
  • zij resorbeerden

Present perfect

  • he/she/it has absorbed
  • they have absorbed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft geresorbeerd
  • zij hebben geresorbeerd

Past perfect

  • he/she/it had absorbed
  • they had absorbed

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had geresorbeerd
  • zij hadden geresorbeerd

Future

  • he/she/it will absorb
  • they will absorb

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal resorberen
  • zij zult resorberen

Future perfect

  • he/she/it will have absorbed
  • they will have absorbed

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal geresorbeerd hebben
  • zij zult geresorbeerd hebben

Conditional present

  • he/she/it would absorb
  • they would absorb

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal resorberen
  • zij zullen resorberen

Conditional perfect

  • he/she/it would have absorbed
  • they would have absorbed

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben geresorbeerd
  • zij zullen hebben geresorbeerd

Verwijzingen

Bekijk 14 definitie(s) van absorb