Vervoeging van account
Onbepaalde wijs (infinitief): to account
34 alternatieve vertalingen
- aanbrengen
- achten
- afwegen
- beduiden
- berekenen
- beschouwen
- beschrijven
- billijken
- boeken
- boekhouden
- calculeren
- geloven
- gewagen
- goedpraten
- justificeren
- melden
- menen
- nagaan
- omschrijven
- overwegen
- rapporteren
- rechtigen
- rechtvaardigen
- rekenen
- uitleggen
- uitrekenen
- verantwoorden
- vergoelijken
- verhelderen
- verklaren
- vermelden
- verslaan
- vinden
- wettigen
Engels
Nederlands
Present
- I account
- you account
- he/she/it accounts
- we account
- you account
- they account
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik tel
- jij telt
- hij/zij/het telt
- wij tellen
- jullie tellen
- zij tellen
Simple past
- I accounted
- you accounted
- he/she/it accounted
- we accounted
- you accounted
- they accounted
Onvoltooid verleden tijd
- ik telde
- jij telde
- hij/zij/het telde
- wij telden
- jullie telden
- zij telden
Present perfect
- I have accounted
- you have accounted
- he/she/it has accounted
- we have accounted
- you have accounted
- they have accounted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geteld
- jij hebt geteld
- hij/zij/het heeft geteld
- wij hebben geteld
- jullie hebben geteld
- zij hebben geteld
Past perfect
- I had accounted
- you had accounted
- he/she/it had accounted
- we had accounted
- you had accounted
- they had accounted
Voltooid verleden tijd
- ik had geteld
- jij had geteld
- hij/zij/het had geteld
- wij hadden geteld
- jullie hadden geteld
- zij hadden geteld
Future
- I will account
- you will account
- he/she/it will account
- we will account
- you will account
- they will account
Toekomende tijd I
- ik zal tellen
- jij zult tellen
- hij/zij/het zal tellen
- wij zullen tellen
- jullie zullen tellen
- zij zullen tellen
Future perfect
- I will have accounted
- you will have accounted
- he/she/it will have accounted
- we will have accounted
- you will have accounted
- they will have accounted
Toekomende tijd II
- ik zal geteld hebben
- jij zult geteld hebben
- hij/zij/het zal geteld hebben
- wij zullen geteld hebben
- jullie zullen geteld hebben
- zij zullen geteld hebben
Conditional present
- I would account
- you would account
- he/she/it would account
- we would account
- you would account
- they would account
Conditionalis I
- ik zou tellen
- jij zou tellen
- hij/zij/het zou tellen
- wij zouden tellen
- jullie zouden tellen
- zij zouden tellen
Conditional perfect
- I would have accounted
- you would have accounted
- he/she/it would have accounted
- we would have accounted
- you would have accounted
- they would have accounted
Conditionalis II
- ik zou hebben geteld
- jij zou hebben geteld
- hij/zij/het zou hebben geteld
- wij zouden hebben geteld
- jullie zouden hebben geteld
- zij zouden hebben geteld
Imperative
- you account
- you account
Imperatief
- jij tel
- jullie telt