Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it accounts
  • they account

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het verheldert
  • zij verhelderen

Simple past

  • he/she/it accounted
  • they accounted

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het verhelderde
  • zij verhelderden

Present perfect

  • he/she/it has accounted
  • they have accounted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft verhelderd
  • zij hebben verhelderd

Past perfect

  • he/she/it had accounted
  • they had accounted

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had verhelderd
  • zij hadden verhelderd

Future

  • he/she/it will account
  • they will account

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal verhelderen
  • zij zult verhelderen

Future perfect

  • he/she/it will have accounted
  • they will have accounted

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal verhelderd hebben
  • zij zult verhelderd hebben

Conditional present

  • he/she/it would account
  • they would account

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal verhelderen
  • zij zullen verhelderen

Conditional perfect

  • he/she/it would have accounted
  • they would have accounted

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben verhelderd
  • zij zullen hebben verhelderd

Verwijzingen

Bekijk 10 definitie(s) van account