Vervoeging van adelen

Vertaling: to lord

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik adel
  • jij adelt
  • hij/zij/het adelt
  • wij adelen
  • jullie adelen
  • zij adelen

Present

  • I lord
  • you lord
  • he/she/it lords
  • we lord
  • you lord
  • they lord

Onvoltooid verleden tijd

  • ik adelde
  • jij adelde
  • hij/zij/het adelde
  • wij adelden
  • jullie adelden
  • zij adelden

Simple past

  • I lorded
  • you lorded
  • he/she/it lorded
  • we lorded
  • you lorded
  • they lorded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geadeld
  • jij hebt geadeld
  • hij/zij/het heeft geadeld
  • wij hebben geadeld
  • jullie hebben geadeld
  • zij hebben geadeld

Present perfect

  • I have lorded
  • you have lorded
  • he/she/it has lorded
  • we have lorded
  • you have lorded
  • they have lorded

Voltooid verleden tijd

  • ik had geadeld
  • jij had geadeld
  • hij/zij/het had geadeld
  • wij hadden geadeld
  • jullie hadden geadeld
  • zij hadden geadeld

Past perfect

  • I had lorded
  • you had lorded
  • he/she/it had lorded
  • we had lorded
  • you had lorded
  • they had lorded

Toekomende tijd I

  • ik zal adelen
  • jij zult adelen
  • hij/zij/het zal adelen
  • wij zullen adelen
  • jullie zullen adelen
  • zij zullen adelen

Future

  • I will lord
  • you will lord
  • he/she/it will lord
  • we will lord
  • you will lord
  • they will lord

Toekomende tijd II

  • ik zal geadeld hebben
  • jij zult geadeld hebben
  • hij/zij/het zal geadeld hebben
  • wij zullen geadeld hebben
  • jullie zullen geadeld hebben
  • zij zullen geadeld hebben

Future perfect

  • I will have lorded
  • you will have lorded
  • he/she/it will have lorded
  • we will have lorded
  • you will have lorded
  • they will have lorded

Conditionalis I

  • ik zou adelen
  • jij zou adelen
  • hij/zij/het zou adelen
  • wij zouden adelen
  • jullie zouden adelen
  • zij zouden adelen

Conditional present

  • I would lord
  • you would lord
  • he/she/it would lord
  • we would lord
  • you would lord
  • they would lord

Conditionalis II

  • ik zou hebben geadeld
  • jij zou hebben geadeld
  • hij/zij/het zou hebben geadeld
  • wij zouden hebben geadeld
  • jullie zouden hebben geadeld
  • zij zouden hebben geadeld

Conditional perfect

  • I would have lorded
  • you would have lorded
  • he/she/it would have lorded
  • we would have lorded
  • you would have lorded
  • they would have lorded

Imperatief

  • jij adel
  • jullie adelt

Imperative

  • you lord
  • you lord