Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it adheres
  • they adhere

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het bezinkt
  • zij bezinken

Simple past

  • he/she/it adhered
  • they adhered

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het bezonk
  • zij bezonken

Present perfect

  • he/she/it has adhered
  • they have adhered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is bezonken
  • zij zijn bezonken

Past perfect

  • he/she/it had adhered
  • they had adhered

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was bezonken
  • zij waren bezonken

Future

  • he/she/it will adhere
  • they will adhere

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal bezinken
  • zij zult bezinken

Future perfect

  • he/she/it will have adhered
  • they will have adhered

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal bezonken zijn
  • zij zult bezonken zijn

Conditional present

  • he/she/it would adhere
  • they would adhere

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal bezinken
  • zij zullen bezinken

Conditional perfect

  • he/she/it would have adhered
  • they would have adhered

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn bezonken
  • zij zullen zijn bezonken

Verwijzingen

Bekijk 11 definitie(s) van adhere