Vervoeging van adhere
Onbepaalde wijs (infinitief): to adhere
Engels
Nederlands
Present
- I adhere
- you adhere
- he/she/it adheres
- we adhere
- you adhere
- they adhere
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kleef vast
- jij kleeft vast
- hij/zij/het kleeft vast
- wij kleven vast
- jullie kleven vast
- zij kleven vast
Simple past
- I adhered
- you adhered
- he/she/it adhered
- we adhered
- you adhered
- they adhered
Onvoltooid verleden tijd
- ik kleefde vast
- jij kleefde vast
- hij/zij/het kleefde vast
- wij kleefden vast
- jullie kleefden vast
- zij kleefden vast
Present perfect
- I have adhered
- you have adhered
- he/she/it has adhered
- we have adhered
- you have adhered
- they have adhered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vastgekleefd
- jij hebt vastgekleefd
- hij/zij/het heeft vastgekleefd
- wij hebben vastgekleefd
- jullie hebben vastgekleefd
- zij hebben vastgekleefd
Past perfect
- I had adhered
- you had adhered
- he/she/it had adhered
- we had adhered
- you had adhered
- they had adhered
Voltooid verleden tijd
- ik had vastgekleefd
- jij had vastgekleefd
- hij/zij/het had vastgekleefd
- wij hadden vastgekleefd
- jullie hadden vastgekleefd
- zij hadden vastgekleefd
Future
- I will adhere
- you will adhere
- he/she/it will adhere
- we will adhere
- you will adhere
- they will adhere
Toekomende tijd I
- ik zal vastkleven
- jij zult vastkleven
- hij/zij/het zal vastkleven
- wij zullen vastkleven
- jullie zullen vastkleven
- zij zullen vastkleven
Future perfect
- I will have adhered
- you will have adhered
- he/she/it will have adhered
- we will have adhered
- you will have adhered
- they will have adhered
Toekomende tijd II
- ik zal vastgekleefd hebben
- jij zult vastgekleefd hebben
- hij/zij/het zal vastgekleefd hebben
- wij zullen vastgekleefd hebben
- jullie zullen vastgekleefd hebben
- zij zullen vastgekleefd hebben
Conditional present
- I would adhere
- you would adhere
- he/she/it would adhere
- we would adhere
- you would adhere
- they would adhere
Conditionalis I
- ik zou vastkleven
- jij zou vastkleven
- hij/zij/het zou vastkleven
- wij zouden vastkleven
- jullie zouden vastkleven
- zij zouden vastkleven
Conditional perfect
- I would have adhered
- you would have adhered
- he/she/it would have adhered
- we would have adhered
- you would have adhered
- they would have adhered
Conditionalis II
- ik zou hebben vastgekleefd
- jij zou hebben vastgekleefd
- hij/zij/het zou hebben vastgekleefd
- wij zouden hebben vastgekleefd
- jullie zouden hebben vastgekleefd
- zij zouden hebben vastgekleefd
Imperative
- you adhere
- you adhere
Imperatief
- jij kleef vast
- jullie kleeft vast