Vervoeging van afbramen

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik braam af
    • jij braamt af
    • hij/zij/het braamt af
    • wij bramen af
    • jullie bramen af
    • zij bramen af
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik braamde af
    • jij braamde af
    • hij/zij/het braamde af
    • wij braamden af
    • jullie braamden af
    • zij braamden af
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb afgebraamd
    • jij hebt afgebraamd
    • hij/zij/het heeft afgebraamd
    • wij hebben afgebraamd
    • jullie hebben afgebraamd
    • zij hebben afgebraamd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had afgebraamd
    • jij had afgebraamd
    • hij/zij/het had afgebraamd
    • wij hadden afgebraamd
    • jullie hadden afgebraamd
    • zij hadden afgebraamd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal afbramen
    • jij zult afbramen
    • hij/zij/het zal afbramen
    • wij zullen afbramen
    • jullie zullen afbramen
    • zij zullen afbramen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal afgebraamd hebben
    • jij zult afgebraamd hebben
    • hij/zij/het zal afgebraamd hebben
    • wij zullen afgebraamd hebben
    • jullie zullen afgebraamd hebben
    • zij zullen afgebraamd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou afbramen
    • jij zou afbramen
    • hij/zij/het zou afbramen
    • wij zouden afbramen
    • jullie zouden afbramen
    • zij zouden afbramen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben afgebraamd
    • jij zou hebben afgebraamd
    • hij/zij/het zou hebben afgebraamd
    • wij zouden hebben afgebraamd
    • jullie zouden hebben afgebraamd
    • zij zouden hebben afgebraamd
  • Imperatief

    • jij braam af
    • jullie braamt af