Vervoeging van affect
Onbepaalde wijs (infinitief): to affect
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it affects
- they affect
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het belangt aan
- zij belangen aan
Simple past
- he/she/it affected
- they affected
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het belangde aan
- zij belangden aan
Present perfect
- he/she/it has affected
- they have affected
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft aanbelangd
- zij hebben aanbelangd
Past perfect
- he/she/it had affected
- they had affected
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had aanbelangd
- zij hadden aanbelangd
Future
- he/she/it will affect
- they will affect
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal aanbelangen
- zij zult aanbelangen
Future perfect
- he/she/it will have affected
- they will have affected
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal aanbelangd hebben
- zij zult aanbelangd hebben
Conditional present
- he/she/it would affect
- they would affect
Conditionalis I
- hij/zij/het zal aanbelangen
- zij zullen aanbelangen
Conditional perfect
- he/she/it would have affected
- they would have affected
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben aanbelangd
- zij zullen hebben aanbelangd