Vervoeging van afknotten

Vertaling: mutiler

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik knot af
  • jij knot af
  • hij/zij/het knot af
  • wij knotten af
  • jullie knotten af
  • zij knotten af

Présent

  • je mutile
  • tu mutiles
  • il/elle mutile
  • nous mutilons
  • vous mutilez
  • ils/elles mutilent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik knotte af
  • jij knotte af
  • hij/zij/het knotte af
  • wij knotten af
  • jullie knotten af
  • zij knotten af

Indicatif imparfait

  • je mutilais
  • tu mutilais
  • il/elle mutilait
  • nous mutilions
  • vous mutiliez
  • ils/elles mutilaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb afgeknot
  • jij hebt afgeknot
  • hij/zij/het heeft afgeknot
  • wij hebben afgeknot
  • jullie hebben afgeknot
  • zij hebben afgeknot

Indicatif passé composé

  • j'ai mutilé
  • tu as mutilé
  • il/elle a mutilé
  • nous avons mutilé
  • vous avez mutilé
  • ils/elles ont mutilé

Voltooid verleden tijd

  • ik had afgeknot
  • jij had afgeknot
  • hij/zij/het had afgeknot
  • wij hadden afgeknot
  • jullie hadden afgeknot
  • zij hadden afgeknot

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais mutilé
  • tu avais mutilé
  • il/elle avait mutilé
  • nous avions mutilé
  • vous aviez mutilé
  • ils/elles avaient mutilé

Toekomende tijd I

  • ik zal afknotten
  • jij zult afknotten
  • hij/zij/het zal afknotten
  • wij zullen afknotten
  • jullie zullen afknotten
  • zij zullen afknotten

Indicatif futur

  • je mutilerai
  • tu mutileras
  • il/elle mutilera
  • nous mutilerons
  • vous mutilerez
  • ils/elles mutileront

Toekomende tijd II

  • ik zal afgeknot hebben
  • jij zult afgeknot hebben
  • hij/zij/het zal afgeknot hebben
  • wij zullen afgeknot hebben
  • jullie zullen afgeknot hebben
  • zij zullen afgeknot hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai mutilé
  • tu auras mutilé
  • il/elle aura mutilé
  • nous aurons mutilé
  • vous aurez mutilé
  • ils/elles auront mutilé

Conditionalis I

  • ik zou afknotten
  • jij zou afknotten
  • hij/zij/het zou afknotten
  • wij zouden afknotten
  • jullie zouden afknotten
  • zij zouden afknotten

Conditionnel présent

  • je mutilerais
  • tu mutilerais
  • il/elle mutilerait
  • nous mutilerions
  • vous mutileriez
  • ils/elles mutileraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben afgeknot
  • jij zou hebben afgeknot
  • hij/zij/het zou hebben afgeknot
  • wij zouden hebben afgeknot
  • jullie zouden hebben afgeknot
  • zij zouden hebben afgeknot

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais mutilé
  • tu aurais mutilé
  • il/elle aurait mutilé
  • nous aurions mutilé
  • vous auriez mutilé
  • ils/elles auraient mutilé

Imperatief

  • jij knot af
  • jullie knot af

Impératif

  • tu mutile
  • vous mutilez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van afknotten