Vervoeging van afleven

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik leef af
    • jij leeft af
    • hij/zij/het leeft af
    • wij leven af
    • jullie leven af
    • zij leven af
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik leefde af
    • jij leefde af
    • hij/zij/het leefde af
    • wij leefden af
    • jullie leefden af
    • zij leefden af
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb afgeleefd
    • jij hebt afgeleefd
    • hij/zij/het heeft afgeleefd
    • wij hebben afgeleefd
    • jullie hebben afgeleefd
    • zij hebben afgeleefd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had afgeleefd
    • jij had afgeleefd
    • hij/zij/het had afgeleefd
    • wij hadden afgeleefd
    • jullie hadden afgeleefd
    • zij hadden afgeleefd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal afleven
    • jij zult afleven
    • hij/zij/het zal afleven
    • wij zullen afleven
    • jullie zullen afleven
    • zij zullen afleven
  • Toekomende tijd II

    • ik zal afgeleefd hebben
    • jij zult afgeleefd hebben
    • hij/zij/het zal afgeleefd hebben
    • wij zullen afgeleefd hebben
    • jullie zullen afgeleefd hebben
    • zij zullen afgeleefd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou afleven
    • jij zou afleven
    • hij/zij/het zou afleven
    • wij zouden afleven
    • jullie zouden afleven
    • zij zouden afleven
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben afgeleefd
    • jij zou hebben afgeleefd
    • hij/zij/het zou hebben afgeleefd
    • wij zouden hebben afgeleefd
    • jullie zouden hebben afgeleefd
    • zij zouden hebben afgeleefd
  • Imperatief

    • jij leef af
    • jullie leeft af