Vervoeging van afnemen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem af
- jij neemt af
- hij/zij/het neemt af
- wij nemen af
- jullie nemen af
- zij nemen af
Indicativo presente
- yo amaíno
- tú amaínas
- él/ella amaína
- nosotros amainamos
- vosotros amaináis
- ellos/ellas amaínan
Onvoltooid verleden tijd
- ik nam af
- jij nam af
- hij/zij/het nam af
- wij namen af
- jullie namen af
- zij namen af
Indefinido
- yo amainé
- tú amainaste
- él/ella amainó
- nosotros amainamos
- vosotros amainasteis
- ellos/ellas amainaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgenomen
- jij hebt afgenomen
- hij/zij/het heeft afgenomen
- wij hebben afgenomen
- jullie hebben afgenomen
- zij hebben afgenomen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he amainado
- tú has amainado
- él/ella ha amainado
- nosotros hemos amainado
- vosotros habéis amainado
- ellos/ellas han amainado
Voltooid verleden tijd
- ik had afgenomen
- jij had afgenomen
- hij/zij/het had afgenomen
- wij hadden afgenomen
- jullie hadden afgenomen
- zij hadden afgenomen
Pluscuamperfecto
- yo había amainado
- tú habías amainado
- él/ella había amainado
- nosotros habíamos amainado
- vosotros habíais amainado
- ellos/ellas habían amainado
Toekomende tijd I
- ik zal afnemen
- jij zult afnemen
- hij/zij/het zal afnemen
- wij zullen afnemen
- jullie zullen afnemen
- zij zullen afnemen
Futuro I
- yo amainaré
- tú amainarás
- él/ella amainará
- nosotros amainaremos
- vosotros amainaréis
- ellos/ellas amainarán
Toekomende tijd II
- ik zal afgenomen hebben
- jij zult afgenomen hebben
- hij/zij/het zal afgenomen hebben
- wij zullen afgenomen hebben
- jullie zullen afgenomen hebben
- zij zullen afgenomen hebben
Futuro perfecto
- yo habré amainado
- tú habrás amainado
- él/ella habrá amainado
- nosotros habremos amainado
- vosotros habréis amainado
- ellos/ellas habrán amainado
Conditionalis I
- ik zou afnemen
- jij zou afnemen
- hij/zij/het zou afnemen
- wij zouden afnemen
- jullie zouden afnemen
- zij zouden afnemen
Condicional
- yo amainaría
- tú amainarías
- él/ella amainaría
- nosotros amainaríamos
- vosotros amainaríais
- ellos/ellas amainarían
Conditionalis II
- ik zou hebben afgenomen
- jij zou hebben afgenomen
- hij/zij/het zou hebben afgenomen
- wij zouden hebben afgenomen
- jullie zouden hebben afgenomen
- zij zouden hebben afgenomen
Condicional perfecto
- yo habría amainado
- tú habrías amainado
- él/ella habría amainado
- nosotros habríamos amainado
- vosotros habríais amainado
- ellos/ellas habrían amainado
Imperatief
- jij neem af
- jullie neemt af
Imperativo presente
- tú amaína
- vosotros amainad