Vervoeging van afpanden

Er is helaas geen Italiaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik pand af
    • jij pandt af
    • hij/zij/het pandt af
    • wij panden af
    • jullie panden af
    • zij panden af
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik pandde af
    • jij pandde af
    • hij/zij/het pandde af
    • wij pandden af
    • jullie pandden af
    • zij pandden af
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb afgepand
    • jij hebt afgepand
    • hij/zij/het heeft afgepand
    • wij hebben afgepand
    • jullie hebben afgepand
    • zij hebben afgepand
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had afgepand
    • jij had afgepand
    • hij/zij/het had afgepand
    • wij hadden afgepand
    • jullie hadden afgepand
    • zij hadden afgepand
  • Toekomende tijd I

    • ik zal afpanden
    • jij zult afpanden
    • hij/zij/het zal afpanden
    • wij zullen afpanden
    • jullie zullen afpanden
    • zij zullen afpanden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal afgepand hebben
    • jij zult afgepand hebben
    • hij/zij/het zal afgepand hebben
    • wij zullen afgepand hebben
    • jullie zullen afgepand hebben
    • zij zullen afgepand hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou afpanden
    • jij zou afpanden
    • hij/zij/het zou afpanden
    • wij zouden afpanden
    • jullie zouden afpanden
    • zij zouden afpanden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben afgepand
    • jij zou hebben afgepand
    • hij/zij/het zou hebben afgepand
    • wij zouden hebben afgepand
    • jullie zouden hebben afgepand
    • zij zouden hebben afgepand
  • Imperatief

    • jij pand af
    • jullie pandt af