Vervoeging van afschreeuwen

Onbepaalde wijs (infinitief): afschreeuwen

Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik schreeuw af
    • jij schreeuwt af
    • hij/zij/het schreeuwt af
    • wij schreeuwen af
    • jullie schreeuwen af
    • zij schreeuwen af
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik schreeuwde af
    • jij schreeuwde af
    • hij/zij/het schreeuwde af
    • wij schreeuwden af
    • jullie schreeuwden af
    • zij schreeuwden af
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb afgeschreeuwd
    • jij hebt afgeschreeuwd
    • hij/zij/het heeft afgeschreeuwd
    • wij hebben afgeschreeuwd
    • jullie hebben afgeschreeuwd
    • zij hebben afgeschreeuwd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had afgeschreeuwd
    • jij had afgeschreeuwd
    • hij/zij/het had afgeschreeuwd
    • wij hadden afgeschreeuwd
    • jullie hadden afgeschreeuwd
    • zij hadden afgeschreeuwd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal afschreeuwen
    • jij zult afschreeuwen
    • hij/zij/het zal afschreeuwen
    • wij zullen afschreeuwen
    • jullie zullen afschreeuwen
    • zij zullen afschreeuwen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal afgeschreeuwd hebben
    • jij zult afgeschreeuwd hebben
    • hij/zij/het zal afgeschreeuwd hebben
    • wij zullen afgeschreeuwd hebben
    • jullie zullen afgeschreeuwd hebben
    • zij zullen afgeschreeuwd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou afschreeuwen
    • jij zou afschreeuwen
    • hij/zij/het zou afschreeuwen
    • wij zouden afschreeuwen
    • jullie zouden afschreeuwen
    • zij zouden afschreeuwen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben afgeschreeuwd
    • jij zou hebben afgeschreeuwd
    • hij/zij/het zou hebben afgeschreeuwd
    • wij zouden hebben afgeschreeuwd
    • jullie zouden hebben afgeschreeuwd
    • zij zouden hebben afgeschreeuwd
  • Imperatief

    • jij schreeuw af
    • jullie schreeuwt af