Vervoeging van appeal
Onbepaalde wijs (infinitief): to appeal
Engels
Nederlands
Present
- I appeal
- you appeal
- he/she/it appeals
- we appeal
- you appeal
- they appeal
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik lok aan
- jij lokt aan
- hij/zij/het lokt aan
- wij lokken aan
- jullie lokken aan
- zij lokken aan
Simple past
- I appealed
- you appealed
- he/she/it appealed
- we appealed
- you appealed
- they appealed
Onvoltooid verleden tijd
- ik lokte aan
- jij lokte aan
- hij/zij/het lokte aan
- wij lokten aan
- jullie lokten aan
- zij lokten aan
Present perfect
- I have appealed
- you have appealed
- he/she/it has appealed
- we have appealed
- you have appealed
- they have appealed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangelokt
- jij hebt aangelokt
- hij/zij/het heeft aangelokt
- wij hebben aangelokt
- jullie hebben aangelokt
- zij hebben aangelokt
Past perfect
- I had appealed
- you had appealed
- he/she/it had appealed
- we had appealed
- you had appealed
- they had appealed
Voltooid verleden tijd
- ik had aangelokt
- jij had aangelokt
- hij/zij/het had aangelokt
- wij hadden aangelokt
- jullie hadden aangelokt
- zij hadden aangelokt
Future
- I will appeal
- you will appeal
- he/she/it will appeal
- we will appeal
- you will appeal
- they will appeal
Toekomende tijd I
- ik zal aanlokken
- jij zult aanlokken
- hij/zij/het zal aanlokken
- wij zullen aanlokken
- jullie zullen aanlokken
- zij zullen aanlokken
Future perfect
- I will have appealed
- you will have appealed
- he/she/it will have appealed
- we will have appealed
- you will have appealed
- they will have appealed
Toekomende tijd II
- ik zal aangelokt hebben
- jij zult aangelokt hebben
- hij/zij/het zal aangelokt hebben
- wij zullen aangelokt hebben
- jullie zullen aangelokt hebben
- zij zullen aangelokt hebben
Conditional present
- I would appeal
- you would appeal
- he/she/it would appeal
- we would appeal
- you would appeal
- they would appeal
Conditionalis I
- ik zou aanlokken
- jij zou aanlokken
- hij/zij/het zou aanlokken
- wij zouden aanlokken
- jullie zouden aanlokken
- zij zouden aanlokken
Conditional perfect
- I would have appealed
- you would have appealed
- he/she/it would have appealed
- we would have appealed
- you would have appealed
- they would have appealed
Conditionalis II
- ik zou hebben aangelokt
- jij zou hebben aangelokt
- hij/zij/het zou hebben aangelokt
- wij zouden hebben aangelokt
- jullie zouden hebben aangelokt
- zij zouden hebben aangelokt
Imperative
- you appeal
- you appeal
Imperatief
- jij lok aan
- jullie lokt aan