Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it appears
  • they appear

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het waait over
  • zij waaien over

Simple past

  • he/she/it appeared
  • they appeared

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het waaide over
  • zij waaiden over

Present perfect

  • he/she/it has appeared
  • they have appeared

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is overgewaaid
  • zij zijn overgewaaid

Past perfect

  • he/she/it had appeared
  • they had appeared

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was overgewaaid
  • zij waren overgewaaid

Future

  • he/she/it will appear
  • they will appear

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal overwaaien
  • zij zult overwaaien

Future perfect

  • he/she/it will have appeared
  • they will have appeared

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal overgewaaid zijn
  • zij zult overgewaaid zijn

Conditional present

  • he/she/it would appear
  • they would appear

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal overwaaien
  • zij zullen overwaaien

Conditional perfect

  • he/she/it would have appeared
  • they would have appeared

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn overgewaaid
  • zij zullen zijn overgewaaid

Verwijzingen

Bekijk 12 definitie(s) van appear