Vervoeging van apportion

Engels

Nederlands

Present

  • I apportion
  • you apportion
  • he/she/it apportions
  • we apportion
  • you apportion
  • they apportion

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik meet toe
  • jij meet toe
  • hij/zij/het meet toe
  • wij meten toe
  • jullie meten toe
  • zij meten toe

Simple past

  • I apportioned
  • you apportioned
  • he/she/it apportioned
  • we apportioned
  • you apportioned
  • they apportioned

Onvoltooid verleden tijd

  • ik mat toe
  • jij mat toe
  • hij/zij/het mat toe
  • wij maten toe
  • jullie maten toe
  • zij maten toe

Present perfect

  • I have apportioned
  • you have apportioned
  • he/she/it has apportioned
  • we have apportioned
  • you have apportioned
  • they have apportioned

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb toegemeten
  • jij hebt toegemeten
  • hij/zij/het heeft toegemeten
  • wij hebben toegemeten
  • jullie hebben toegemeten
  • zij hebben toegemeten

Past perfect

  • I had apportioned
  • you had apportioned
  • he/she/it had apportioned
  • we had apportioned
  • you had apportioned
  • they had apportioned

Voltooid verleden tijd

  • ik had toegemeten
  • jij had toegemeten
  • hij/zij/het had toegemeten
  • wij hadden toegemeten
  • jullie hadden toegemeten
  • zij hadden toegemeten

Future

  • I will apportion
  • you will apportion
  • he/she/it will apportion
  • we will apportion
  • you will apportion
  • they will apportion

Toekomende tijd I

  • ik zal toemeten
  • jij zult toemeten
  • hij/zij/het zal toemeten
  • wij zullen toemeten
  • jullie zullen toemeten
  • zij zullen toemeten

Future perfect

  • I will have apportioned
  • you will have apportioned
  • he/she/it will have apportioned
  • we will have apportioned
  • you will have apportioned
  • they will have apportioned

Toekomende tijd II

  • ik zal toegemeten hebben
  • jij zult toegemeten hebben
  • hij/zij/het zal toegemeten hebben
  • wij zullen toegemeten hebben
  • jullie zullen toegemeten hebben
  • zij zullen toegemeten hebben

Conditional present

  • I would apportion
  • you would apportion
  • he/she/it would apportion
  • we would apportion
  • you would apportion
  • they would apportion

Conditionalis I

  • ik zou toemeten
  • jij zou toemeten
  • hij/zij/het zou toemeten
  • wij zouden toemeten
  • jullie zouden toemeten
  • zij zouden toemeten

Conditional perfect

  • I would have apportioned
  • you would have apportioned
  • he/she/it would have apportioned
  • we would have apportioned
  • you would have apportioned
  • they would have apportioned

Conditionalis II

  • ik zou hebben toegemeten
  • jij zou hebben toegemeten
  • hij/zij/het zou hebben toegemeten
  • wij zouden hebben toegemeten
  • jullie zouden hebben toegemeten
  • zij zouden hebben toegemeten

Imperative

  • you apportion
  • you apportion

Imperatief

  • jij meet toe
  • jullie meet toe

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van apportion