Vervoeging van assist

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it assists
  • they assist

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het baat
  • zij baten

Simple past

  • he/she/it assisted
  • they assisted

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het baatte
  • zij baatten

Present perfect

  • he/she/it has assisted
  • they have assisted

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gebaat
  • zij hebben gebaat

Past perfect

  • he/she/it had assisted
  • they had assisted

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gebaat
  • zij hadden gebaat

Future

  • he/she/it will assist
  • they will assist

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal baten
  • zij zult baten

Future perfect

  • he/she/it will have assisted
  • they will have assisted

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gebaat hebben
  • zij zult gebaat hebben

Conditional present

  • he/she/it would assist
  • they would assist

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal baten
  • zij zullen baten

Conditional perfect

  • he/she/it would have assisted
  • they would have assisted

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gebaat
  • zij zullen hebben gebaat

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van assist