Vervoeging van authenticate

Onbepaalde wijs (infinitief): to authenticate

Engels

Nederlands

Present

  • I authenticate
  • you authenticate
  • he/she/it authenticates
  • we authenticate
  • you authenticate
  • they authenticate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik waarmerk
  • jij waarmerkt
  • hij/zij/het waarmerkt
  • wij waarmerken
  • jullie waarmerken
  • zij waarmerken

Simple past

  • I authenticated
  • you authenticated
  • he/she/it authenticated
  • we authenticated
  • you authenticated
  • they authenticated

Onvoltooid verleden tijd

  • ik waarmerkte
  • jij waarmerkte
  • hij/zij/het waarmerkte
  • wij waarmerkten
  • jullie waarmerkten
  • zij waarmerkten

Present perfect

  • I have authenticated
  • you have authenticated
  • he/she/it has authenticated
  • we have authenticated
  • you have authenticated
  • they have authenticated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gewaarmerkt
  • jij hebt gewaarmerkt
  • hij/zij/het heeft gewaarmerkt
  • wij hebben gewaarmerkt
  • jullie hebben gewaarmerkt
  • zij hebben gewaarmerkt

Past perfect

  • I had authenticated
  • you had authenticated
  • he/she/it had authenticated
  • we had authenticated
  • you had authenticated
  • they had authenticated

Voltooid verleden tijd

  • ik had gewaarmerkt
  • jij had gewaarmerkt
  • hij/zij/het had gewaarmerkt
  • wij hadden gewaarmerkt
  • jullie hadden gewaarmerkt
  • zij hadden gewaarmerkt

Future

  • I will authenticate
  • you will authenticate
  • he/she/it will authenticate
  • we will authenticate
  • you will authenticate
  • they will authenticate

Toekomende tijd I

  • ik zal waarmerken
  • jij zult waarmerken
  • hij/zij/het zal waarmerken
  • wij zullen waarmerken
  • jullie zullen waarmerken
  • zij zullen waarmerken

Future perfect

  • I will have authenticated
  • you will have authenticated
  • he/she/it will have authenticated
  • we will have authenticated
  • you will have authenticated
  • they will have authenticated

Toekomende tijd II

  • ik zal gewaarmerkt hebben
  • jij zult gewaarmerkt hebben
  • hij/zij/het zal gewaarmerkt hebben
  • wij zullen gewaarmerkt hebben
  • jullie zullen gewaarmerkt hebben
  • zij zullen gewaarmerkt hebben

Conditional present

  • I would authenticate
  • you would authenticate
  • he/she/it would authenticate
  • we would authenticate
  • you would authenticate
  • they would authenticate

Conditionalis I

  • ik zou waarmerken
  • jij zou waarmerken
  • hij/zij/het zou waarmerken
  • wij zouden waarmerken
  • jullie zouden waarmerken
  • zij zouden waarmerken

Conditional perfect

  • I would have authenticated
  • you would have authenticated
  • he/she/it would have authenticated
  • we would have authenticated
  • you would have authenticated
  • they would have authenticated

Conditionalis II

  • ik zou hebben gewaarmerkt
  • jij zou hebben gewaarmerkt
  • hij/zij/het zou hebben gewaarmerkt
  • wij zouden hebben gewaarmerkt
  • jullie zouden hebben gewaarmerkt
  • zij zouden hebben gewaarmerkt

Imperative

  • you authenticate
  • you authenticate

Imperatief

  • jij waarmerk
  • jullie waarmerkt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van authenticate