Engels

Nederlands

Present

  • I am
  • you are
  • he/she/it is
  • we are
  • you are
  • they are

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik toef
  • jij toeft
  • hij/zij/het toeft
  • wij toeven
  • jullie toeven
  • zij toeven

Simple past

  • I was
  • you were
  • he/she/it was
  • we were
  • you were
  • they were

Onvoltooid verleden tijd

  • ik toefde
  • jij toefde
  • hij/zij/het toefde
  • wij toefden
  • jullie toefden
  • zij toefden

Present perfect

  • I have been
  • you have been
  • he/she/it has been
  • we have been
  • you have been
  • they have been

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getoefd
  • jij hebt getoefd
  • hij/zij/het heeft getoefd
  • wij hebben getoefd
  • jullie hebben getoefd
  • zij hebben getoefd

Past perfect

  • I had been
  • you had been
  • he/she/it had been
  • we had been
  • you had been
  • they had been

Voltooid verleden tijd

  • ik had getoefd
  • jij had getoefd
  • hij/zij/het had getoefd
  • wij hadden getoefd
  • jullie hadden getoefd
  • zij hadden getoefd

Future

  • I will be
  • you will be
  • he/she/it will be
  • we will be
  • you will be
  • they will be

Toekomende tijd I

  • ik zal toeven
  • jij zult toeven
  • hij/zij/het zal toeven
  • wij zullen toeven
  • jullie zullen toeven
  • zij zullen toeven

Future perfect

  • I will have been
  • you will have been
  • he/she/it will have been
  • we will have been
  • you will have been
  • they will have been

Toekomende tijd II

  • ik zal getoefd hebben
  • jij zult getoefd hebben
  • hij/zij/het zal getoefd hebben
  • wij zullen getoefd hebben
  • jullie zullen getoefd hebben
  • zij zullen getoefd hebben

Conditional present

  • I would be
  • you would be
  • he/she/it would be
  • we would be
  • you would be
  • they would be

Conditionalis I

  • ik zou toeven
  • jij zou toeven
  • hij/zij/het zou toeven
  • wij zouden toeven
  • jullie zouden toeven
  • zij zouden toeven

Conditional perfect

  • I would have been
  • you would have been
  • he/she/it would have been
  • we would have been
  • you would have been
  • they would have been

Conditionalis II

  • ik zou hebben getoefd
  • jij zou hebben getoefd
  • hij/zij/het zou hebben getoefd
  • wij zouden hebben getoefd
  • jullie zouden hebben getoefd
  • zij zouden hebben getoefd

Imperative

  • you be
  • you be

Imperatief

  • jij toef
  • jullie toeft

Verwijzingen

Bekijk 14 definitie(s) van be