Vervoeging van beacon

Vertaling: bebakenen

Engels

Nederlands

Present

  • I beacon
  • you beacon
  • he/she/it beacons
  • we beacon
  • you beacon
  • they beacon

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bebaken
  • jij bebakent
  • hij/zij/het bebakent
  • wij bebakenen
  • jullie bebakenen
  • zij bebakenen

Simple past

  • I beaconed
  • you beaconed
  • he/she/it beaconed
  • we beaconed
  • you beaconed
  • they beaconed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bebakende
  • jij bebakende
  • hij/zij/het bebakende
  • wij bebakenden
  • jullie bebakenden
  • zij bebakenden

Present perfect

  • I have beaconed
  • you have beaconed
  • he/she/it has beaconed
  • we have beaconed
  • you have beaconed
  • they have beaconed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bebakend
  • jij hebt bebakend
  • hij/zij/het heeft bebakend
  • wij hebben bebakend
  • jullie hebben bebakend
  • zij hebben bebakend

Past perfect

  • I had beaconed
  • you had beaconed
  • he/she/it had beaconed
  • we had beaconed
  • you had beaconed
  • they had beaconed

Voltooid verleden tijd

  • ik had bebakend
  • jij had bebakend
  • hij/zij/het had bebakend
  • wij hadden bebakend
  • jullie hadden bebakend
  • zij hadden bebakend

Future

  • I will beacon
  • you will beacon
  • he/she/it will beacon
  • we will beacon
  • you will beacon
  • they will beacon

Toekomende tijd I

  • ik zal bebakenen
  • jij zult bebakenen
  • hij/zij/het zal bebakenen
  • wij zullen bebakenen
  • jullie zullen bebakenen
  • zij zullen bebakenen

Future perfect

  • I will have beaconed
  • you will have beaconed
  • he/she/it will have beaconed
  • we will have beaconed
  • you will have beaconed
  • they will have beaconed

Toekomende tijd II

  • ik zal bebakend hebben
  • jij zult bebakend hebben
  • hij/zij/het zal bebakend hebben
  • wij zullen bebakend hebben
  • jullie zullen bebakend hebben
  • zij zullen bebakend hebben

Conditional present

  • I would beacon
  • you would beacon
  • he/she/it would beacon
  • we would beacon
  • you would beacon
  • they would beacon

Conditionalis I

  • ik zou bebakenen
  • jij zou bebakenen
  • hij/zij/het zou bebakenen
  • wij zouden bebakenen
  • jullie zouden bebakenen
  • zij zouden bebakenen

Conditional perfect

  • I would have beaconed
  • you would have beaconed
  • he/she/it would have beaconed
  • we would have beaconed
  • you would have beaconed
  • they would have beaconed

Conditionalis II

  • ik zou hebben bebakend
  • jij zou hebben bebakend
  • hij/zij/het zou hebben bebakend
  • wij zouden hebben bebakend
  • jullie zouden hebben bebakend
  • zij zouden hebben bebakend

Imperative

  • you beacon
  • you beacon

Imperatief

  • jij bebaken
  • jullie bebakent

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van beacon