Vervoeging van becijferen
Onbepaalde wijs (infinitief): becijferen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik becijfer
- jij becijfert
- hij/zij/het becijfert
- wij becijferen
- jullie becijferen
- zij becijferen
Present
- I forecast
- you forecast
- he/she/it forecasts
- we forecast
- you forecast
- they forecast
Onvoltooid verleden tijd
- ik becijferde
- jij becijferde
- hij/zij/het becijferde
- wij becijferden
- jullie becijferden
- zij becijferden
Simple past
- I forecast; forecasted
- you forecast; forecasted
- he/she/it forecast; forecasted
- we forecast; forecasted
- you forecast; forecasted
- they forecast; forecasted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb becijferd
- jij hebt becijferd
- hij/zij/het heeft becijferd
- wij hebben becijferd
- jullie hebben becijferd
- zij hebben becijferd
Present perfect
- I have forecast
- you have forecast
- he/she/it has forecast
- we have forecast
- you have forecast
- they have forecast
Voltooid verleden tijd
- ik had becijferd
- jij had becijferd
- hij/zij/het had becijferd
- wij hadden becijferd
- jullie hadden becijferd
- zij hadden becijferd
Past perfect
- I had forecast
- you had forecast
- he/she/it had forecast
- we had forecast
- you had forecast
- they had forecast
Toekomende tijd I
- ik zal becijferen
- jij zult becijferen
- hij/zij/het zal becijferen
- wij zullen becijferen
- jullie zullen becijferen
- zij zullen becijferen
Future
- I will forecast
- you will forecast
- he/she/it will forecast
- we will forecast
- you will forecast
- they will forecast
Toekomende tijd II
- ik zal becijferd hebben
- jij zult becijferd hebben
- hij/zij/het zal becijferd hebben
- wij zullen becijferd hebben
- jullie zullen becijferd hebben
- zij zullen becijferd hebben
Future perfect
- I will have forecast
- you will have forecast
- he/she/it will have forecast
- we will have forecast
- you will have forecast
- they will have forecast
Conditionalis I
- ik zou becijferen
- jij zou becijferen
- hij/zij/het zou becijferen
- wij zouden becijferen
- jullie zouden becijferen
- zij zouden becijferen
Conditional present
- I would forecast
- you would forecast
- he/she/it would forecast
- we would forecast
- you would forecast
- they would forecast
Conditionalis II
- ik zou hebben becijferd
- jij zou hebben becijferd
- hij/zij/het zou hebben becijferd
- wij zouden hebben becijferd
- jullie zouden hebben becijferd
- zij zouden hebben becijferd
Conditional perfect
- I would have forecast
- you would have forecast
- he/she/it would have forecast
- we would have forecast
- you would have forecast
- they would have forecast
Imperatief
- jij becijfer
- jullie becijfert
Imperative
- you forecast
- you forecast