Vervoeging van bedreigen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bedreig
  • jij bedreigt
  • hij/zij/het bedreigt
  • wij bedreigen
  • jullie bedreigen
  • zij bedreigen

Present

  • I intimidate
  • you intimidate
  • he/she/it intimidates
  • we intimidate
  • you intimidate
  • they intimidate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bedreigde
  • jij bedreigde
  • hij/zij/het bedreigde
  • wij bedreigden
  • jullie bedreigden
  • zij bedreigden

Simple past

  • I intimidated
  • you intimidated
  • he/she/it intimidated
  • we intimidated
  • you intimidated
  • they intimidated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bedreigd
  • jij hebt bedreigd
  • hij/zij/het heeft bedreigd
  • wij hebben bedreigd
  • jullie hebben bedreigd
  • zij hebben bedreigd

Present perfect

  • I have intimidated
  • you have intimidated
  • he/she/it has intimidated
  • we have intimidated
  • you have intimidated
  • they have intimidated

Voltooid verleden tijd

  • ik had bedreigd
  • jij had bedreigd
  • hij/zij/het had bedreigd
  • wij hadden bedreigd
  • jullie hadden bedreigd
  • zij hadden bedreigd

Past perfect

  • I had intimidated
  • you had intimidated
  • he/she/it had intimidated
  • we had intimidated
  • you had intimidated
  • they had intimidated

Toekomende tijd I

  • ik zal bedreigen
  • jij zult bedreigen
  • hij/zij/het zal bedreigen
  • wij zullen bedreigen
  • jullie zullen bedreigen
  • zij zullen bedreigen

Future

  • I will intimidate
  • you will intimidate
  • he/she/it will intimidate
  • we will intimidate
  • you will intimidate
  • they will intimidate

Toekomende tijd II

  • ik zal bedreigd hebben
  • jij zult bedreigd hebben
  • hij/zij/het zal bedreigd hebben
  • wij zullen bedreigd hebben
  • jullie zullen bedreigd hebben
  • zij zullen bedreigd hebben

Future perfect

  • I will have intimidated
  • you will have intimidated
  • he/she/it will have intimidated
  • we will have intimidated
  • you will have intimidated
  • they will have intimidated

Conditionalis I

  • ik zou bedreigen
  • jij zou bedreigen
  • hij/zij/het zou bedreigen
  • wij zouden bedreigen
  • jullie zouden bedreigen
  • zij zouden bedreigen

Conditional present

  • I would intimidate
  • you would intimidate
  • he/she/it would intimidate
  • we would intimidate
  • you would intimidate
  • they would intimidate

Conditionalis II

  • ik zou hebben bedreigd
  • jij zou hebben bedreigd
  • hij/zij/het zou hebben bedreigd
  • wij zouden hebben bedreigd
  • jullie zouden hebben bedreigd
  • zij zouden hebben bedreigd

Conditional perfect

  • I would have intimidated
  • you would have intimidated
  • he/she/it would have intimidated
  • we would have intimidated
  • you would have intimidated
  • they would have intimidated

Imperatief

  • jij bedreig
  • jullie bedreigt

Imperative

  • you intimidate
  • you intimidate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bedreigen