Vervoeging van beguile

Engels

Nederlands

Present

  • I beguile
  • you beguile
  • he/she/it beguiles
  • we beguile
  • you beguile
  • they beguile

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik magnetiseer
  • jij magnetiseert
  • hij/zij/het magnetiseert
  • wij magnetiseren
  • jullie magnetiseren
  • zij magnetiseren

Simple past

  • I beguiled
  • you beguiled
  • he/she/it beguiled
  • we beguiled
  • you beguiled
  • they beguiled

Onvoltooid verleden tijd

  • ik magnetiseerde
  • jij magnetiseerde
  • hij/zij/het magnetiseerde
  • wij magnetiseerden
  • jullie magnetiseerden
  • zij magnetiseerden

Present perfect

  • I have beguiled
  • you have beguiled
  • he/she/it has beguiled
  • we have beguiled
  • you have beguiled
  • they have beguiled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemagnetiseerd
  • jij hebt gemagnetiseerd
  • hij/zij/het heeft gemagnetiseerd
  • wij hebben gemagnetiseerd
  • jullie hebben gemagnetiseerd
  • zij hebben gemagnetiseerd

Past perfect

  • I had beguiled
  • you had beguiled
  • he/she/it had beguiled
  • we had beguiled
  • you had beguiled
  • they had beguiled

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemagnetiseerd
  • jij had gemagnetiseerd
  • hij/zij/het had gemagnetiseerd
  • wij hadden gemagnetiseerd
  • jullie hadden gemagnetiseerd
  • zij hadden gemagnetiseerd

Future

  • I will beguile
  • you will beguile
  • he/she/it will beguile
  • we will beguile
  • you will beguile
  • they will beguile

Toekomende tijd I

  • ik zal magnetiseren
  • jij zult magnetiseren
  • hij/zij/het zal magnetiseren
  • wij zullen magnetiseren
  • jullie zullen magnetiseren
  • zij zullen magnetiseren

Future perfect

  • I will have beguiled
  • you will have beguiled
  • he/she/it will have beguiled
  • we will have beguiled
  • you will have beguiled
  • they will have beguiled

Toekomende tijd II

  • ik zal gemagnetiseerd hebben
  • jij zult gemagnetiseerd hebben
  • hij/zij/het zal gemagnetiseerd hebben
  • wij zullen gemagnetiseerd hebben
  • jullie zullen gemagnetiseerd hebben
  • zij zullen gemagnetiseerd hebben

Conditional present

  • I would beguile
  • you would beguile
  • he/she/it would beguile
  • we would beguile
  • you would beguile
  • they would beguile

Conditionalis I

  • ik zou magnetiseren
  • jij zou magnetiseren
  • hij/zij/het zou magnetiseren
  • wij zouden magnetiseren
  • jullie zouden magnetiseren
  • zij zouden magnetiseren

Conditional perfect

  • I would have beguiled
  • you would have beguiled
  • he/she/it would have beguiled
  • we would have beguiled
  • you would have beguiled
  • they would have beguiled

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemagnetiseerd
  • jij zou hebben gemagnetiseerd
  • hij/zij/het zou hebben gemagnetiseerd
  • wij zouden hebben gemagnetiseerd
  • jullie zouden hebben gemagnetiseerd
  • zij zouden hebben gemagnetiseerd

Imperative

  • you beguile
  • you beguile

Imperatief

  • jij magnetiseer
  • jullie magnetiseert

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van beguile