Vervoeging van behalen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik behaal
- jij behaalt
- hij/zij/het behaalt
- wij behalen
- jullie behalen
- zij behalen
Presente
- io arrivo
- tu arrivi
- lui/lei/Lei arriva
- noi arriviamo
- voi/Voi arrivate
- loro/Loro arrivano
Onvoltooid verleden tijd
- ik behaalde
- jij behaalde
- hij/zij/het behaalde
- wij behaalden
- jullie behaalden
- zij behaalden
Imperfetto
- io arrivavo
- tu arrivavi
- lui/lei/Lei arrivava
- noi arrivavamo
- voi/Voi arrivavate
- loro/Loro arrivavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb behaald
- jij hebt behaald
- hij/zij/het heeft behaald
- wij hebben behaald
- jullie hebben behaald
- zij hebben behaald
Passato prossimo
- io sono arrivato
- tu sei arrivato
- lui/lei/Lei è arrivato
- noi siamo arrivati
- voi/Voi siete arrivati
- loro/Loro sono arrivati
Voltooid verleden tijd
- ik had behaald
- jij had behaald
- hij/zij/het had behaald
- wij hadden behaald
- jullie hadden behaald
- zij hadden behaald
Trapassato prossimo
- io ero arrivato
- tu eri arrivato
- lui/lei/Lei era arrivato
- noi eravamo arrivati
- voi/Voi eravate arrivati
- loro/Loro erano arrivati
Toekomende tijd I
- ik zal behalen
- jij zult behalen
- hij/zij/het zal behalen
- wij zullen behalen
- jullie zullen behalen
- zij zullen behalen
Futuro semplice
- io arriverò
- tu arriverai
- lui/lei/Lei arriverà
- noi arriveremo
- voi/Voi arriverete
- loro/Loro arriveranno
Toekomende tijd II
- ik zal behaald hebben
- jij zult behaald hebben
- hij/zij/het zal behaald hebben
- wij zullen behaald hebben
- jullie zullen behaald hebben
- zij zullen behaald hebben
Futuro anteriore
- io sarò arrivato
- tu sarai arrivato
- lui/lei/Lei sarà arrivato
- noi saremo arrivati
- voi/Voi sarete arrivati
- loro/Loro saranno arrivati
Conditionalis I
- ik zou behalen
- jij zou behalen
- hij/zij/het zou behalen
- wij zouden behalen
- jullie zouden behalen
- zij zouden behalen
Condizionale presente
- io arriverei
- tu arriveresti
- lui/lei/Lei arriverebbe
- noi arriveremmo
- voi/Voi arrivereste
- loro/Loro arriverebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben behaald
- jij zou hebben behaald
- hij/zij/het zou hebben behaald
- wij zouden hebben behaald
- jullie zouden hebben behaald
- zij zouden hebben behaald
Condizionale passato
- io sarei arrivato
- tu saresti arrivato
- lui/lei/Lei sarebbe arrivato
- noi saremmo arrivati
- voi/Voi sareste arrivati
- loro/Loro sarebbero arrivati
Imperatief
- jij behaal
- jullie behaalt
Imperativo
- tu arriva
- voi/Voi arrivate