Vervoeging van behalen

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik behaal
  • jij behaalt
  • hij/zij/het behaalt
  • wij behalen
  • jullie behalen
  • zij behalen

Presente

  • io ottengo
  • tu ottieni
  • lui/lei/Lei ottiene
  • noi otteniamo
  • voi/Voi ottenete
  • loro/Loro ottengono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik behaalde
  • jij behaalde
  • hij/zij/het behaalde
  • wij behaalden
  • jullie behaalden
  • zij behaalden

Imperfetto

  • io ottenevo
  • tu ottenevi
  • lui/lei/Lei otteneva
  • noi ottenevamo
  • voi/Voi ottenevate
  • loro/Loro ottenevano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb behaald
  • jij hebt behaald
  • hij/zij/het heeft behaald
  • wij hebben behaald
  • jullie hebben behaald
  • zij hebben behaald

Passato prossimo

  • io ho ottenuto
  • tu hai ottenuto
  • lui/lei/Lei ha ottenuto
  • noi abbiamo ottenuto
  • voi/Voi avete ottenuto
  • loro/Loro hanno ottenuto

Voltooid verleden tijd

  • ik had behaald
  • jij had behaald
  • hij/zij/het had behaald
  • wij hadden behaald
  • jullie hadden behaald
  • zij hadden behaald

Trapassato prossimo

  • io avevo ottenuto
  • tu avevi ottenuto
  • lui/lei/Lei aveva ottenuto
  • noi avevamo ottenuto
  • voi/Voi avevate ottenuto
  • loro/Loro avevano ottenuto

Toekomende tijd I

  • ik zal behalen
  • jij zult behalen
  • hij/zij/het zal behalen
  • wij zullen behalen
  • jullie zullen behalen
  • zij zullen behalen

Futuro semplice

  • io otterrò
  • tu otterrai
  • lui/lei/Lei otterrà
  • noi otterremo
  • voi/Voi otterrete
  • loro/Loro otterranno

Toekomende tijd II

  • ik zal behaald hebben
  • jij zult behaald hebben
  • hij/zij/het zal behaald hebben
  • wij zullen behaald hebben
  • jullie zullen behaald hebben
  • zij zullen behaald hebben

Futuro anteriore

  • io avrò ottenuto
  • tu avrai ottenuto
  • lui/lei/Lei avrà ottenuto
  • noi avremo ottenuto
  • voi/Voi avrete ottenuto
  • loro/Loro avranno ottenuto

Conditionalis I

  • ik zou behalen
  • jij zou behalen
  • hij/zij/het zou behalen
  • wij zouden behalen
  • jullie zouden behalen
  • zij zouden behalen

Condizionale presente

  • io otterrei
  • tu otterresti
  • lui/lei/Lei otterrebbe
  • noi otterremmo
  • voi/Voi otterreste
  • loro/Loro otterrebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben behaald
  • jij zou hebben behaald
  • hij/zij/het zou hebben behaald
  • wij zouden hebben behaald
  • jullie zouden hebben behaald
  • zij zouden hebben behaald

Condizionale passato

  • io avrei ottenuto
  • tu avresti ottenuto
  • lui/lei/Lei avrebbe ottenuto
  • noi avremmo ottenuto
  • voi/Voi avreste ottenuto
  • loro/Loro avrebbero ottenuto

Imperatief

  • jij behaal
  • jullie behaalt

Imperativo

  • tu ottieni
  • voi/Voi ottenete

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van behalen