Vervoeging van belagen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik belaag
  • jij belaagt
  • hij/zij/het belaagt
  • wij belagen
  • jullie belagen
  • zij belagen

Present

  • I ensnare
  • you ensnare
  • he/she/it ensnares
  • we ensnare
  • you ensnare
  • they ensnare

Onvoltooid verleden tijd

  • ik belaagde
  • jij belaagde
  • hij/zij/het belaagde
  • wij belaagden
  • jullie belaagden
  • zij belaagden

Simple past

  • I ensnared
  • you ensnared
  • he/she/it ensnared
  • we ensnared
  • you ensnared
  • they ensnared

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb belaagd
  • jij hebt belaagd
  • hij/zij/het heeft belaagd
  • wij hebben belaagd
  • jullie hebben belaagd
  • zij hebben belaagd

Present perfect

  • I have ensnared
  • you have ensnared
  • he/she/it has ensnared
  • we have ensnared
  • you have ensnared
  • they have ensnared

Voltooid verleden tijd

  • ik had belaagd
  • jij had belaagd
  • hij/zij/het had belaagd
  • wij hadden belaagd
  • jullie hadden belaagd
  • zij hadden belaagd

Past perfect

  • I had ensnared
  • you had ensnared
  • he/she/it had ensnared
  • we had ensnared
  • you had ensnared
  • they had ensnared

Toekomende tijd I

  • ik zal belagen
  • jij zult belagen
  • hij/zij/het zal belagen
  • wij zullen belagen
  • jullie zullen belagen
  • zij zullen belagen

Future

  • I will ensnare
  • you will ensnare
  • he/she/it will ensnare
  • we will ensnare
  • you will ensnare
  • they will ensnare

Toekomende tijd II

  • ik zal belaagd hebben
  • jij zult belaagd hebben
  • hij/zij/het zal belaagd hebben
  • wij zullen belaagd hebben
  • jullie zullen belaagd hebben
  • zij zullen belaagd hebben

Future perfect

  • I will have ensnared
  • you will have ensnared
  • he/she/it will have ensnared
  • we will have ensnared
  • you will have ensnared
  • they will have ensnared

Conditionalis I

  • ik zou belagen
  • jij zou belagen
  • hij/zij/het zou belagen
  • wij zouden belagen
  • jullie zouden belagen
  • zij zouden belagen

Conditional present

  • I would ensnare
  • you would ensnare
  • he/she/it would ensnare
  • we would ensnare
  • you would ensnare
  • they would ensnare

Conditionalis II

  • ik zou hebben belaagd
  • jij zou hebben belaagd
  • hij/zij/het zou hebben belaagd
  • wij zouden hebben belaagd
  • jullie zouden hebben belaagd
  • zij zouden hebben belaagd

Conditional perfect

  • I would have ensnared
  • you would have ensnared
  • he/she/it would have ensnared
  • we would have ensnared
  • you would have ensnared
  • they would have ensnared

Imperatief

  • jij belaag
  • jullie belaagt

Imperative

  • you ensnare
  • you ensnare

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van belagen