Vervoeging van bequeath

Engels

Nederlands

Present

  • I bequeath
  • you bequeath
  • he/she/it bequeaths
  • we bequeath
  • you bequeath
  • they bequeath

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik laat
  • jij laat
  • hij/zij/het laat
  • wij laten
  • jullie laten
  • zij laten

Simple past

  • I bequeathed
  • you bequeathed
  • he/she/it bequeathed
  • we bequeathed
  • you bequeathed
  • they bequeathed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik liet
  • jij liet
  • hij/zij/het liet
  • wij lieten
  • jullie lieten
  • zij lieten

Present perfect

  • I have bequeathed
  • you have bequeathed
  • he/she/it has bequeathed
  • we have bequeathed
  • you have bequeathed
  • they have bequeathed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gelaten
  • jij hebt gelaten
  • hij/zij/het heeft gelaten
  • wij hebben gelaten
  • jullie hebben gelaten
  • zij hebben gelaten

Past perfect

  • I had bequeathed
  • you had bequeathed
  • he/she/it had bequeathed
  • we had bequeathed
  • you had bequeathed
  • they had bequeathed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gelaten
  • jij had gelaten
  • hij/zij/het had gelaten
  • wij hadden gelaten
  • jullie hadden gelaten
  • zij hadden gelaten

Future

  • I will bequeath
  • you will bequeath
  • he/she/it will bequeath
  • we will bequeath
  • you will bequeath
  • they will bequeath

Toekomende tijd I

  • ik zal laten
  • jij zult laten
  • hij/zij/het zal laten
  • wij zullen laten
  • jullie zullen laten
  • zij zullen laten

Future perfect

  • I will have bequeathed
  • you will have bequeathed
  • he/she/it will have bequeathed
  • we will have bequeathed
  • you will have bequeathed
  • they will have bequeathed

Toekomende tijd II

  • ik zal gelaten hebben
  • jij zult gelaten hebben
  • hij/zij/het zal gelaten hebben
  • wij zullen gelaten hebben
  • jullie zullen gelaten hebben
  • zij zullen gelaten hebben

Conditional present

  • I would bequeath
  • you would bequeath
  • he/she/it would bequeath
  • we would bequeath
  • you would bequeath
  • they would bequeath

Conditionalis I

  • ik zou laten
  • jij zou laten
  • hij/zij/het zou laten
  • wij zouden laten
  • jullie zouden laten
  • zij zouden laten

Conditional perfect

  • I would have bequeathed
  • you would have bequeathed
  • he/she/it would have bequeathed
  • we would have bequeathed
  • you would have bequeathed
  • they would have bequeathed

Conditionalis II

  • ik zou hebben gelaten
  • jij zou hebben gelaten
  • hij/zij/het zou hebben gelaten
  • wij zouden hebben gelaten
  • jullie zouden hebben gelaten
  • zij zouden hebben gelaten

Imperative

  • you bequeath
  • you bequeath

Imperatief

  • jij laat
  • jullie laat

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van bequeath