Vervoeging van beschamen

Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik beschaam
    • jij beschaamt
    • hij/zij/het beschaamt
    • wij beschamen
    • jullie beschamen
    • zij beschamen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik beschaamde
    • jij beschaamde
    • hij/zij/het beschaamde
    • wij beschaamden
    • jullie beschaamden
    • zij beschaamden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb beschaamd
    • jij hebt beschaamd
    • hij/zij/het heeft beschaamd
    • wij hebben beschaamd
    • jullie hebben beschaamd
    • zij hebben beschaamd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had beschaamd
    • jij had beschaamd
    • hij/zij/het had beschaamd
    • wij hadden beschaamd
    • jullie hadden beschaamd
    • zij hadden beschaamd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal beschamen
    • jij zult beschamen
    • hij/zij/het zal beschamen
    • wij zullen beschamen
    • jullie zullen beschamen
    • zij zullen beschamen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal beschaamd hebben
    • jij zult beschaamd hebben
    • hij/zij/het zal beschaamd hebben
    • wij zullen beschaamd hebben
    • jullie zullen beschaamd hebben
    • zij zullen beschaamd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou beschamen
    • jij zou beschamen
    • hij/zij/het zou beschamen
    • wij zouden beschamen
    • jullie zouden beschamen
    • zij zouden beschamen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben beschaamd
    • jij zou hebben beschaamd
    • hij/zij/het zou hebben beschaamd
    • wij zouden hebben beschaamd
    • jullie zouden hebben beschaamd
    • zij zouden hebben beschaamd
  • Imperatief

    • jij beschaam
    • jullie beschaamt