Vervoeging van bespannen

Vertaling: uncir

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bespan
  • jij bespant
  • hij/zij/het bespant
  • wij bespannen
  • jullie bespannen
  • zij bespannen

Indicativo presente

  • yo unzo
  • unces
  • él/ella unce
  • nosotros uncimos
  • vosotros uncís
  • ellos/ellas uncen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bespande
  • jij bespande
  • hij/zij/het bespande
  • wij bespanden
  • jullie bespanden
  • zij bespanden

Indefinido

  • yo uncí
  • unciste
  • él/ella unció
  • nosotros uncimos
  • vosotros uncisteis
  • ellos/ellas uncieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bespannen
  • jij hebt bespannen
  • hij/zij/het heeft bespannen
  • wij hebben bespannen
  • jullie hebben bespannen
  • zij hebben bespannen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he uncido
  • has uncido
  • él/ella ha uncido
  • nosotros hemos uncido
  • vosotros habéis uncido
  • ellos/ellas han uncido

Voltooid verleden tijd

  • ik had bespannen
  • jij had bespannen
  • hij/zij/het had bespannen
  • wij hadden bespannen
  • jullie hadden bespannen
  • zij hadden bespannen

Pluscuamperfecto

  • yo había uncido
  • habías uncido
  • él/ella había uncido
  • nosotros habíamos uncido
  • vosotros habíais uncido
  • ellos/ellas habían uncido

Toekomende tijd I

  • ik zal bespannen
  • jij zult bespannen
  • hij/zij/het zal bespannen
  • wij zullen bespannen
  • jullie zullen bespannen
  • zij zullen bespannen

Futuro I

  • yo unciré
  • uncirás
  • él/ella uncirá
  • nosotros unciremos
  • vosotros unciréis
  • ellos/ellas uncirán

Toekomende tijd II

  • ik zal bespannen hebben
  • jij zult bespannen hebben
  • hij/zij/het zal bespannen hebben
  • wij zullen bespannen hebben
  • jullie zullen bespannen hebben
  • zij zullen bespannen hebben

Futuro perfecto

  • yo habré uncido
  • habrás uncido
  • él/ella habrá uncido
  • nosotros habremos uncido
  • vosotros habréis uncido
  • ellos/ellas habrán uncido

Conditionalis I

  • ik zou bespannen
  • jij zou bespannen
  • hij/zij/het zou bespannen
  • wij zouden bespannen
  • jullie zouden bespannen
  • zij zouden bespannen

Condicional

  • yo unciría
  • uncirías
  • él/ella unciría
  • nosotros unciríamos
  • vosotros unciríais
  • ellos/ellas uncirían

Conditionalis II

  • ik zou hebben bespannen
  • jij zou hebben bespannen
  • hij/zij/het zou hebben bespannen
  • wij zouden hebben bespannen
  • jullie zouden hebben bespannen
  • zij zouden hebben bespannen

Condicional perfecto

  • yo habría uncido
  • habrías uncido
  • él/ella habría uncido
  • nosotros habríamos uncido
  • vosotros habríais uncido
  • ellos/ellas habrían uncido

Imperatief

  • jij bespan
  • jullie bespant

Imperativo presente

  • unce
  • vosotros uncid

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bespannen