Vervoeging van bespringen
Onbepaalde wijs (infinitief): bespringen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bespring
- jij bespringt
- hij/zij/het bespringt
- wij bespringen
- jullie bespringen
- zij bespringen
Present
- I breed
- you breed
- he/she/it breeds
- we breed
- you breed
- they breed
Onvoltooid verleden tijd
- ik besprong
- jij besprong
- hij/zij/het besprong
- wij besprongen
- jullie besprongen
- zij besprongen
Simple past
- I bred
- you bred
- he/she/it bred
- we bred
- you bred
- they bred
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb besprongen
- jij hebt besprongen
- hij/zij/het heeft besprongen
- wij hebben besprongen
- jullie hebben besprongen
- zij hebben besprongen
Present perfect
- I have bred
- you have bred
- he/she/it has bred
- we have bred
- you have bred
- they have bred
Voltooid verleden tijd
- ik had besprongen
- jij had besprongen
- hij/zij/het had besprongen
- wij hadden besprongen
- jullie hadden besprongen
- zij hadden besprongen
Past perfect
- I had bred
- you had bred
- he/she/it had bred
- we had bred
- you had bred
- they had bred
Toekomende tijd I
- ik zal bespringen
- jij zult bespringen
- hij/zij/het zal bespringen
- wij zullen bespringen
- jullie zullen bespringen
- zij zullen bespringen
Future
- I will breed
- you will breed
- he/she/it will breed
- we will breed
- you will breed
- they will breed
Toekomende tijd II
- ik zal besprongen hebben
- jij zult besprongen hebben
- hij/zij/het zal besprongen hebben
- wij zullen besprongen hebben
- jullie zullen besprongen hebben
- zij zullen besprongen hebben
Future perfect
- I will have bred
- you will have bred
- he/she/it will have bred
- we will have bred
- you will have bred
- they will have bred
Conditionalis I
- ik zou bespringen
- jij zou bespringen
- hij/zij/het zou bespringen
- wij zouden bespringen
- jullie zouden bespringen
- zij zouden bespringen
Conditional present
- I would breed
- you would breed
- he/she/it would breed
- we would breed
- you would breed
- they would breed
Conditionalis II
- ik zou hebben besprongen
- jij zou hebben besprongen
- hij/zij/het zou hebben besprongen
- wij zouden hebben besprongen
- jullie zouden hebben besprongen
- zij zouden hebben besprongen
Conditional perfect
- I would have bred
- you would have bred
- he/she/it would have bred
- we would have bred
- you would have bred
- they would have bred
Imperatief
- jij bespring
- jullie bespringt
Imperative
- you breed
- you breed