Vervoeging van beweren

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik beweer
  • jij beweert
  • hij/zij/het beweert
  • wij beweren
  • jullie beweren
  • zij beweren

Presente

  • io sostengo
  • tu sostieni
  • lui/lei/Lei sostiene
  • noi sosteniamo
  • voi/Voi sostenete
  • loro/Loro sostengono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik beweerde
  • jij beweerde
  • hij/zij/het beweerde
  • wij beweerden
  • jullie beweerden
  • zij beweerden

Imperfetto

  • io sostenevo
  • tu sostenevi
  • lui/lei/Lei sosteneva
  • noi sostenevamo
  • voi/Voi sostenevate
  • loro/Loro sostenevano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb beweerd
  • jij hebt beweerd
  • hij/zij/het heeft beweerd
  • wij hebben beweerd
  • jullie hebben beweerd
  • zij hebben beweerd

Passato prossimo

  • io ho sostenuto
  • tu hai sostenuto
  • lui/lei/Lei ha sostenuto
  • noi abbiamo sostenuto
  • voi/Voi avete sostenuto
  • loro/Loro hanno sostenuto

Voltooid verleden tijd

  • ik had beweerd
  • jij had beweerd
  • hij/zij/het had beweerd
  • wij hadden beweerd
  • jullie hadden beweerd
  • zij hadden beweerd

Trapassato prossimo

  • io avevo sostenuto
  • tu avevi sostenuto
  • lui/lei/Lei aveva sostenuto
  • noi avevamo sostenuto
  • voi/Voi avevate sostenuto
  • loro/Loro avevano sostenuto

Toekomende tijd I

  • ik zal beweren
  • jij zult beweren
  • hij/zij/het zal beweren
  • wij zullen beweren
  • jullie zullen beweren
  • zij zullen beweren

Futuro semplice

  • io sosterrò
  • tu sosterrai
  • lui/lei/Lei sosterrà
  • noi sosterremo
  • voi/Voi sosterrete
  • loro/Loro sosterranno

Toekomende tijd II

  • ik zal beweerd hebben
  • jij zult beweerd hebben
  • hij/zij/het zal beweerd hebben
  • wij zullen beweerd hebben
  • jullie zullen beweerd hebben
  • zij zullen beweerd hebben

Futuro anteriore

  • io avrò sostenuto
  • tu avrai sostenuto
  • lui/lei/Lei avrà sostenuto
  • noi avremo sostenuto
  • voi/Voi avrete sostenuto
  • loro/Loro avranno sostenuto

Conditionalis I

  • ik zou beweren
  • jij zou beweren
  • hij/zij/het zou beweren
  • wij zouden beweren
  • jullie zouden beweren
  • zij zouden beweren

Condizionale presente

  • io sosterrei
  • tu sosterresti
  • lui/lei/Lei sosterrebbe
  • noi sosterremmo
  • voi/Voi sosterreste
  • loro/Loro sosterrebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben beweerd
  • jij zou hebben beweerd
  • hij/zij/het zou hebben beweerd
  • wij zouden hebben beweerd
  • jullie zouden hebben beweerd
  • zij zouden hebben beweerd

Condizionale passato

  • io avrei sostenuto
  • tu avresti sostenuto
  • lui/lei/Lei avrebbe sostenuto
  • noi avremmo sostenuto
  • voi/Voi avreste sostenuto
  • loro/Loro avrebbero sostenuto

Imperatief

  • jij beweer
  • jullie beweert

Imperativo

  • tu sostieni
  • voi/Voi sostenete

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van beweren