Vervoeging van bezitten
Onbepaalde wijs (infinitief): bezitten
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bezit
- jij bezit
- hij/zij/het bezit
- wij bezitten
- jullie bezitten
- zij bezitten
Presente
- io possiedo
- tu possiedi
- lui/lei/Lei possiede
- noi possediamo
- voi/Voi possedete
- loro/Loro possiedono
Onvoltooid verleden tijd
- ik bezat
- jij bezat
- hij/zij/het bezat
- wij bezaten
- jullie bezaten
- zij bezaten
Imperfetto
- io possedevo
- tu possedevi
- lui/lei/Lei possedeva
- noi possedevamo
- voi/Voi possedevate
- loro/Loro possedevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bezeten
- jij hebt bezeten
- hij/zij/het heeft bezeten
- wij hebben bezeten
- jullie hebben bezeten
- zij hebben bezeten
Passato prossimo
- io ho posseduto
- tu hai posseduto
- lui/lei/Lei ha posseduto
- noi abbiamo posseduto
- voi/Voi avete posseduto
- loro/Loro hanno posseduto
Voltooid verleden tijd
- ik had bezeten
- jij had bezeten
- hij/zij/het had bezeten
- wij hadden bezeten
- jullie hadden bezeten
- zij hadden bezeten
Trapassato prossimo
- io avevo posseduto
- tu avevi posseduto
- lui/lei/Lei aveva posseduto
- noi avevamo posseduto
- voi/Voi avevate posseduto
- loro/Loro avevano posseduto
Toekomende tijd I
- ik zal bezitten
- jij zult bezitten
- hij/zij/het zal bezitten
- wij zullen bezitten
- jullie zullen bezitten
- zij zullen bezitten
Futuro semplice
- io possederò
- tu possederai
- lui/lei/Lei possederà
- noi possederemo
- voi/Voi possederete
- loro/Loro possederanno
Toekomende tijd II
- ik zal bezeten hebben
- jij zult bezeten hebben
- hij/zij/het zal bezeten hebben
- wij zullen bezeten hebben
- jullie zullen bezeten hebben
- zij zullen bezeten hebben
Futuro anteriore
- io avrò posseduto
- tu avrai posseduto
- lui/lei/Lei avrà posseduto
- noi avremo posseduto
- voi/Voi avrete posseduto
- loro/Loro avranno posseduto
Conditionalis I
- ik zou bezitten
- jij zou bezitten
- hij/zij/het zou bezitten
- wij zouden bezitten
- jullie zouden bezitten
- zij zouden bezitten
Condizionale presente
- io possederei
- tu possederesti
- lui/lei/Lei possederebbe
- noi possederemmo
- voi/Voi possedereste
- loro/Loro possederebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben bezeten
- jij zou hebben bezeten
- hij/zij/het zou hebben bezeten
- wij zouden hebben bezeten
- jullie zouden hebben bezeten
- zij zouden hebben bezeten
Condizionale passato
- io avrei posseduto
- tu avresti posseduto
- lui/lei/Lei avrebbe posseduto
- noi avremmo posseduto
- voi/Voi avreste posseduto
- loro/Loro avrebbero posseduto
Imperatief
- jij bezit
- jullie bezit
Imperativo
- tu possiedi
- voi/Voi possedete