Vervoeging van bijleggen

Vertaling: capear

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik leg bij
  • jij legt bij
  • hij/zij/het legt bij
  • wij leggen bij
  • jullie leggen bij
  • zij leggen bij

Indicativo presente

  • yo capeo
  • capeas
  • él/ella capea
  • nosotros capeamos
  • vosotros capeáis
  • ellos/ellas capean

Onvoltooid verleden tijd

  • ik legde bij
  • jij legde bij
  • hij/zij/het legde bij
  • wij legden bij
  • jullie legden bij
  • zij legden bij

Indefinido

  • yo capeé
  • capeaste
  • él/ella capeó
  • nosotros capeamos
  • vosotros capeasteis
  • ellos/ellas capearon

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bijgelegd
  • jij hebt bijgelegd
  • hij/zij/het heeft bijgelegd
  • wij hebben bijgelegd
  • jullie hebben bijgelegd
  • zij hebben bijgelegd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he capeado
  • has capeado
  • él/ella ha capeado
  • nosotros hemos capeado
  • vosotros habéis capeado
  • ellos/ellas han capeado

Voltooid verleden tijd

  • ik had bijgelegd
  • jij had bijgelegd
  • hij/zij/het had bijgelegd
  • wij hadden bijgelegd
  • jullie hadden bijgelegd
  • zij hadden bijgelegd

Pluscuamperfecto

  • yo había capeado
  • habías capeado
  • él/ella había capeado
  • nosotros habíamos capeado
  • vosotros habíais capeado
  • ellos/ellas habían capeado

Toekomende tijd I

  • ik zal bijleggen
  • jij zult bijleggen
  • hij/zij/het zal bijleggen
  • wij zullen bijleggen
  • jullie zullen bijleggen
  • zij zullen bijleggen

Futuro I

  • yo capearé
  • capearás
  • él/ella capeará
  • nosotros capearemos
  • vosotros capearéis
  • ellos/ellas capearán

Toekomende tijd II

  • ik zal bijgelegd hebben
  • jij zult bijgelegd hebben
  • hij/zij/het zal bijgelegd hebben
  • wij zullen bijgelegd hebben
  • jullie zullen bijgelegd hebben
  • zij zullen bijgelegd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré capeado
  • habrás capeado
  • él/ella habrá capeado
  • nosotros habremos capeado
  • vosotros habréis capeado
  • ellos/ellas habrán capeado

Conditionalis I

  • ik zou bijleggen
  • jij zou bijleggen
  • hij/zij/het zou bijleggen
  • wij zouden bijleggen
  • jullie zouden bijleggen
  • zij zouden bijleggen

Condicional

  • yo capearía
  • capearías
  • él/ella capearía
  • nosotros capearíamos
  • vosotros capearíais
  • ellos/ellas capearían

Conditionalis II

  • ik zou hebben bijgelegd
  • jij zou hebben bijgelegd
  • hij/zij/het zou hebben bijgelegd
  • wij zouden hebben bijgelegd
  • jullie zouden hebben bijgelegd
  • zij zouden hebben bijgelegd

Condicional perfecto

  • yo habría capeado
  • habrías capeado
  • él/ella habría capeado
  • nosotros habríamos capeado
  • vosotros habríais capeado
  • ellos/ellas habrían capeado

Imperatief

  • jij leg bij
  • jullie legt bij

Imperativo presente

  • capea
  • vosotros capead

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bijleggen