Vervoeging van binnenvallen

Onbepaalde wijs (infinitief): binnenvallen

Vertaling: invadir

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik val binnen
  • jij valt binnen
  • hij/zij/het valt binnen
  • wij vallen binnen
  • jullie vallen binnen
  • zij vallen binnen

Indicativo presente

  • yo invado
  • invades
  • él/ella invade
  • nosotros invadimos
  • vosotros invadís
  • ellos/ellas invaden

Onvoltooid verleden tijd

  • ik viel binnen
  • jij viel binnen
  • hij/zij/het viel binnen
  • wij vielen binnen
  • jullie vielen binnen
  • zij vielen binnen

Indefinido

  • yo invadí
  • invadiste
  • él/ella invadió
  • nosotros invadimos
  • vosotros invadisteis
  • ellos/ellas invadieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben binnengevallen
  • jij bent binnengevallen
  • hij/zij/het is binnengevallen
  • wij zijn binnengevallen
  • jullie zijn binnengevallen
  • zij zijn binnengevallen

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he invadido
  • has invadido
  • él/ella ha invadido
  • nosotros hemos invadido
  • vosotros habéis invadido
  • ellos/ellas han invadido

Voltooid verleden tijd

  • ik was binnengevallen
  • jij was binnengevallen
  • hij/zij/het was binnengevallen
  • wij waren binnengevallen
  • jullie waren binnengevallen
  • zij waren binnengevallen

Pluscuamperfecto

  • yo había invadido
  • habías invadido
  • él/ella había invadido
  • nosotros habíamos invadido
  • vosotros habíais invadido
  • ellos/ellas habían invadido

Toekomende tijd I

  • ik zal binnenvallen
  • jij zult binnenvallen
  • hij/zij/het zal binnenvallen
  • wij zullen binnenvallen
  • jullie zullen binnenvallen
  • zij zullen binnenvallen

Futuro I

  • yo invadiré
  • invadirás
  • él/ella invadirá
  • nosotros invadiremos
  • vosotros invadiréis
  • ellos/ellas invadirán

Toekomende tijd II

  • ik zal binnengevallen zijn
  • jij zult binnengevallen zijn
  • hij/zij/het zal binnengevallen zijn
  • wij zullen binnengevallen zijn
  • jullie zullen binnengevallen zijn
  • zij zullen binnengevallen zijn

Futuro perfecto

  • yo habré invadido
  • habrás invadido
  • él/ella habrá invadido
  • nosotros habremos invadido
  • vosotros habréis invadido
  • ellos/ellas habrán invadido

Conditionalis I

  • ik zou binnenvallen
  • jij zou binnenvallen
  • hij/zij/het zou binnenvallen
  • wij zouden binnenvallen
  • jullie zouden binnenvallen
  • zij zouden binnenvallen

Condicional

  • yo invadiría
  • invadirías
  • él/ella invadiría
  • nosotros invadiríamos
  • vosotros invadiríais
  • ellos/ellas invadirían

Conditionalis II

  • ik zou zijn binnengevallen
  • jij zou zijn binnengevallen
  • hij/zij/het zou zijn binnengevallen
  • wij zouden zijn binnengevallen
  • jullie zouden zijn binnengevallen
  • zij zouden zijn binnengevallen

Condicional perfecto

  • yo habría invadido
  • habrías invadido
  • él/ella habría invadido
  • nosotros habríamos invadido
  • vosotros habríais invadido
  • ellos/ellas habrían invadido

Imperatief

  • jij val binnen
  • jullie valt binnen

Imperativo presente

  • invade
  • vosotros invadid

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van binnenvallen