Vervoeging van biologeren
Onbepaalde wijs (infinitief): biologeren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik biologeer
- jij biologeert
- hij/zij/het biologeert
- wij biologeren
- jullie biologeren
- zij biologeren
Present
- I intrigue
- you intrigue
- he/she/it intrigues
- we intrigue
- you intrigue
- they intrigue
Onvoltooid verleden tijd
- ik biologeerde
- jij biologeerde
- hij/zij/het biologeerde
- wij biologeerden
- jullie biologeerden
- zij biologeerden
Simple past
- I intrigued
- you intrigued
- he/she/it intrigued
- we intrigued
- you intrigued
- they intrigued
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gebiologeerd
- jij hebt gebiologeerd
- hij/zij/het heeft gebiologeerd
- wij hebben gebiologeerd
- jullie hebben gebiologeerd
- zij hebben gebiologeerd
Present perfect
- I have intrigued
- you have intrigued
- he/she/it has intrigued
- we have intrigued
- you have intrigued
- they have intrigued
Voltooid verleden tijd
- ik had gebiologeerd
- jij had gebiologeerd
- hij/zij/het had gebiologeerd
- wij hadden gebiologeerd
- jullie hadden gebiologeerd
- zij hadden gebiologeerd
Past perfect
- I had intrigued
- you had intrigued
- he/she/it had intrigued
- we had intrigued
- you had intrigued
- they had intrigued
Toekomende tijd I
- ik zal biologeren
- jij zult biologeren
- hij/zij/het zal biologeren
- wij zullen biologeren
- jullie zullen biologeren
- zij zullen biologeren
Future
- I will intrigue
- you will intrigue
- he/she/it will intrigue
- we will intrigue
- you will intrigue
- they will intrigue
Toekomende tijd II
- ik zal gebiologeerd hebben
- jij zult gebiologeerd hebben
- hij/zij/het zal gebiologeerd hebben
- wij zullen gebiologeerd hebben
- jullie zullen gebiologeerd hebben
- zij zullen gebiologeerd hebben
Future perfect
- I will have intrigued
- you will have intrigued
- he/she/it will have intrigued
- we will have intrigued
- you will have intrigued
- they will have intrigued
Conditionalis I
- ik zou biologeren
- jij zou biologeren
- hij/zij/het zou biologeren
- wij zouden biologeren
- jullie zouden biologeren
- zij zouden biologeren
Conditional present
- I would intrigue
- you would intrigue
- he/she/it would intrigue
- we would intrigue
- you would intrigue
- they would intrigue
Conditionalis II
- ik zou hebben gebiologeerd
- jij zou hebben gebiologeerd
- hij/zij/het zou hebben gebiologeerd
- wij zouden hebben gebiologeerd
- jullie zouden hebben gebiologeerd
- zij zouden hebben gebiologeerd
Conditional perfect
- I would have intrigued
- you would have intrigued
- he/she/it would have intrigued
- we would have intrigued
- you would have intrigued
- they would have intrigued
Imperatief
- jij biologeer
- jullie biologeert
Imperative
- you intrigue
- you intrigue