Vervoeging van boom

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it booms

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het onweert

Simple past

  • he/she/it boomed

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het onweerde

Present perfect

  • he/she/it has boomed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft geönweerd

Past perfect

  • he/she/it had boomed

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had geönweerd

Future

  • he/she/it will boom

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal onweren

Future perfect

  • he/she/it will have boomed

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal geönweerd hebben

Conditional present

  • he/she/it would boom

Conditionalis I

  • hij/zij/het zult onweren

Conditional perfect

  • he/she/it would have boomed

Conditionalis II

  • hij/zij/het zult hebben geönweerd

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van boom