Vervoeging van bring
Onbepaalde wijs (infinitief): to bring
Engels
Nederlands
Present
- I bring
- you bring
- he/she/it brings
- we bring
- you bring
- they bring
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik laat binnen
- jij laat binnen
- hij/zij/het laat binnen
- wij laten binnen
- jullie laten binnen
- zij laten binnen
Simple past
- I brought
- you brought
- he/she/it brought
- we brought
- you brought
- they brought
Onvoltooid verleden tijd
- ik liet binnen
- jij liet binnen
- hij/zij/het liet binnen
- wij lieten binnen
- jullie lieten binnen
- zij lieten binnen
Present perfect
- I have brought
- you have brought
- he/she/it has brought
- we have brought
- you have brought
- they have brought
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb binnengelaten
- jij hebt binnengelaten
- hij/zij/het heeft binnengelaten
- wij hebben binnengelaten
- jullie hebben binnengelaten
- zij hebben binnengelaten
Past perfect
- I had brought
- you had brought
- he/she/it had brought
- we had brought
- you had brought
- they had brought
Voltooid verleden tijd
- ik had binnengelaten
- jij had binnengelaten
- hij/zij/het had binnengelaten
- wij hadden binnengelaten
- jullie hadden binnengelaten
- zij hadden binnengelaten
Future
- I will bring
- you will bring
- he/she/it will bring
- we will bring
- you will bring
- they will bring
Toekomende tijd I
- ik zal binnenlaten
- jij zult binnenlaten
- hij/zij/het zal binnenlaten
- wij zullen binnenlaten
- jullie zullen binnenlaten
- zij zullen binnenlaten
Future perfect
- I will have brought
- you will have brought
- he/she/it will have brought
- we will have brought
- you will have brought
- they will have brought
Toekomende tijd II
- ik zal binnengelaten hebben
- jij zult binnengelaten hebben
- hij/zij/het zal binnengelaten hebben
- wij zullen binnengelaten hebben
- jullie zullen binnengelaten hebben
- zij zullen binnengelaten hebben
Conditional present
- I would bring
- you would bring
- he/she/it would bring
- we would bring
- you would bring
- they would bring
Conditionalis I
- ik zou binnenlaten
- jij zou binnenlaten
- hij/zij/het zou binnenlaten
- wij zouden binnenlaten
- jullie zouden binnenlaten
- zij zouden binnenlaten
Conditional perfect
- I would have brought
- you would have brought
- he/she/it would have brought
- we would have brought
- you would have brought
- they would have brought
Conditionalis II
- ik zou hebben binnengelaten
- jij zou hebben binnengelaten
- hij/zij/het zou hebben binnengelaten
- wij zouden hebben binnengelaten
- jullie zouden hebben binnengelaten
- zij zouden hebben binnengelaten
Imperative
- you bring
- you bring
Imperatief
- jij laat binnen
- jullie laat binnen